Andy Griffiths is een van de populairste kinderboekenauteurs in Australië. Hij schreef al meer dan 20 boeken, waaronder ‘De waanzinnige boomhut’-reeks. Griffiths werkt al jaren succesvol samen met auteur en illustrator Terry Denton. Het nieuwste deel De waanzinnige boomhut met 91 verdiepingen (deel 7) is net uit in Nederland. Janneke Siebelink, hoofdredacteur van Lees Magazine van bol.com, praat met Andy over schrijven voor kinderen, zijn liefde voor onzin en grappige verhalen en hoe hij op het idee kwam van het onderzeebootbroodje.
Waar komt de behoefte vandaan om te schrijven?
Terry en ik schrijven vanuit een gevoel van geluk. We houden van onzin. Ik hecht veel waarde aan onzin en humor, zowel voor kinderen als in mijn eigen leven. Toen ik begin 20 was, had ik veel energie, maar was ik niet altijd productief. Ik zat toen in een punkband. We staken er veel tijd in, het was een creatieve uitlaatklep. Na de band kwam ik erachter dat schrijven echt mijn passie was.
Je bent ook nog leraar geweest.
Ja, tussen de band en het schrijven in. We waren vrij goed en best bekend in Melbourne. In de band kwam ik erachter dat ik goed kon schrijven. En omdat het een punkband was, was het niet zo erg dat ik niet goed kon zingen, we kwamen ermee weg. Daarna deed ik een docentenopleiding. Ineens stond ik voor een groep kinderen die niet van lezen en schrijven hielden. Ik schreef altijd al dingen om mezelf en vrienden te vermaken, dus nu ging ik schrijven om mijn leerlingen te vermaken. Ik zei: “jullie houden niet van lezen, maar probeer dit eens.” Ik had een gek verhaaltje geschreven over mijn kont die was weggelopen en die ik achterna moest zitten om hem weer te pakken. Dat vonden ze geweldig, ze wilden nog meer verhalen. Ze gingen zelf ook grappige verhalen schrijven die ik dan verzamelde en op school verspreidde. Daardoor beseften ze dat schrijven een vorm van communicatie is en dat ze schrijvers waren.