Jeroen Windmeijer is docent godsdienst en maatschappijleer en heeft in verschillende landen in Latijns-Amerika gewerkt. Hij schrijft al jaren. Van dagboeken tot gedichten en van songteksten tot handgeschreven brieven. Zijn eerste boek De bekentenissen van Petrus dat in Leiden afspeelt was een groot succes. Hij heeft nu zijn tweede boek geschreven, Het Pauluslabyrint, waar Leiden weer het decor is van zijn verhaal. Iris sprak met hem over zijn boek, religie en wat Leiden hem inspireert.
Wie is Jeroen?
Ik ben docent godsdienst en maatschappijleer op een middelbare school in Leiden, getrouwd met Hamide Dogan en vader van een 10-jarige dochter Dünya. In Leiden heb ik culturele antropologie gestudeerd. In totaal heb ik vier jaar in verschillende landen in Latijns-Amerika gewoond, zoals Bolivia en Ecuador. Verder heb ik gewerkt als reisleider voor Djoser in Egypte, Mexico, Guatemala en ook Venezuela.
In je nieuwste boek moet er een archeologisch mysterie opgelost worden. Waar komt dit idee vandaan?
Over heel veel steden gaan geruchten dat er zich tunnels onder de grond bevinden, ook over Leiden. Volgens sommigen zouden er bijvoorbeeld in de jaren 1573-1575 door de Leidse bevolking stiekem tunnels gegraven zijn. In die tijd werd de stad belegerd door Spanjaarden en zouden de hongerige bewoners tot achter de Spaanse linies tunnels gemaakt hebben om zo de stad te kunnen bevoorraden. Veel mensen in Leiden zijn er van overtuigd dat er vanuit de Pieterskerk en andere kerken tunnels lopen. Dat ze nog niet gevonden zijn, wil nog niet zeggen dat ze niet bestaan natuurlijk!
Kan je in een paar zinnen vertellen waar Het Pauluslabyrint over gaat?
Op een dag fietste ik door het centrum waar ze op veel plekken bezig waren met het graven van gaten om ondergrondse containers te kunnen plaatsen. Toen dacht ik: stel je nou eens voor dat ze op dit moment écht een tunnel vinden! En dat als ze op een tunnel gestuit zijn ze iemand vinden die daar ligt… In mijn roman gebeurt dat dan ook inderdaad. Er verdwijnen mensen, onder wie Judith Cherev, een vriendin van hoofdpersoon Peter de Haan, archeoloog aan de Universiteit Leiden. Hij krijgt van iemand – hij weet niet goed van wie – 24 uur de tijd om die vriendin terug te vinden, aan de hand van zeven aanwijzingen die in de stad verborgen zijn. Het is een heel spannende zoektocht met een enorme tijdsdruk.
Waarom kies je zo specifiek voor Leiden als decor van jouw boeken?
Ik ben een beginnend schrijver. In juni 2015 is mijn eerste boek De bekentenissen van Petrus uitgekomen – ook een Da Vinci Code-achtige thriller die zich in Leiden afspeelt, met dezelfde hoofdpersonen, maar dan twintig jaar eerder. Ze zeggen altijd dat je moet schrijven over wat je kent, dus in mijn geval kwam ik dan uit bij Leiden. Ik ben er in 1989 komen studeren en er dus altijd blijven wonen. Leiden is een heel erg mooie stad, te vergelijken met steden als Haarlem en Utrecht. Er is onvoorstelbaar veel geschiedenis hier, fantastische musea, een mooi historisch centrum… dus genoeg locaties en verhalen om een roman plaats te laten vinden.