Daags nadat hij verslag deed van zijn vierhonderdvijftigste Grand Prix loopt Olav Mol (1962) het café binnen. Hij tikt op zijn klok. Precies op tijd. Gehuld in een dik vest neemt hij plaats aan een tafeltje bij het raam. De weersomstandigheden zijn niet slecht voor de tijd van het jaar. Mol is beter gewend, hij resideert sinds jaren aan de Costa Blanca. Vanachter een cappuccino volgde een gesprek over de invloed van commentatoren, de toekomst van Formule 1 en zijn nieuwste boek: Zo werkt Formule 1.
Geeft u op dit moment anders commentaar dan tien jaar geleden?
De manier waarop is niet veranderd. De inhoud wel. Formule 1 is veel tactischer geworden. Ik realiseerde me een jaar of acht geleden dat ik meer op de tactiek moest gaan zitten, om uit te leggen hoe het werkt. Want het is een ingewikkelde sport en tactiek is een belangrijk ding, omdat je vaker dan vroeger door middel van tactische beslissingen plaatswinst ziet. Meer dan door daadwerkelijke gevechten op de baan. Dus dat is wel anders, maar de vorm is de vorm.
De vorm is gelijk gebleven, maar u wordt nu veel meer gevierd. Onlangs kreeg u de Theo Koomen Award voor beste sportcommentaar. Hoe is dat voor u?
Dat is heel bijzonder. Er is duidelijk een populariteitsstijging door Max, maar in het verleden hebben we ook al dit soort kijkcijfers behaald. Er is meer media-aandacht, er is social media, dus wat ik doe komt nu iets meer bovendrijven. Daardoor gebeuren dat soort dingen. Want in wezen ging die Theo Koomen Award natuurlijk maar over één ding en dat was het moment dat Max die wedstrijd won. Misschien had ieder ander die daar gezeten had ‘m ook wel gewonnen. Hoewel, ik weet niet of diegene die woordkeuze had gehad.
Er wordt soms gezegd dat trainers zo goed zijn als hun spelers. Is in dit geval een commentator zo goed als het evenement waar hij verslag van moet leggen en de Nederlanders die daarbij betrokken zijn?
Jarenlang waren er geen Nederlanders betrokken, of in een enorme bijrol, om het voorzichtig te zeggen. Dat maakt het voor Nederland heel speciaal. Voor de sport was het ook heel speciaal, omdat er nog nooit zo’n jong iemand een wedstrijd had gewonnen. Maar voor mij is Max onderdeel van het geheel. Een belangrijk onderdeel. Want als commentator moet je je realiseren dat er heel veel mensen zijn die willen weten hoe het zit met die landsman. Maar ik geef commentaar op de wedstrijd niet op Max Verstappen.
Hij denkt even na, en vervolgt:
Er zijn ook landen die als ze een landsman hebben over niets anders praten. Als je naar de Duitse televisie kijkt, die geven na afloop een uitslag met de winnaar en waar alle Duitsers geëindigd zijn. De rest zie je niet. In de Schumacher-periode hebben zij hun hoogtijdagen gekend. Maar toen Michael Schumacher verdween, was er een aantal televisiekijkers die afhaakten en een aantal Duitse coureurs die zeiden: “Ik heb niet zo’n zin om met jullie te praten. Toen Schumacher hier was wilden jullie ook niet met mij praten.” Ik waak daarvoor. Max is voor mij een onderdeel. Hij weet zelf ook dat het mij niets uit maakt hoe hij het doet. Dat het voor de sport beter is, dat het het leuker maakt voor heel veel mensen aan de andere kant van de televisie: absoluut.
Ik moet wel eens tegen mijn studiocollega’s roepen: we hebben ook Lewis Hamilton-fans in Nederland wonen, en Daniel Ricciardo-fans en Jolyon Palmer-fans. Die moet ik ook bedienen. Dat Max iets meer aandacht krijgt dan de rest is logisch, maar niet overdreven.