Hoe verdiep jij je in die verhalen van lang geleden?
Mijn boeken beginnen met minstens 12 maanden onderzoek. Ik lees documenten uit de 71e eeuw, maar dan heb ik nog lang niet genoeg informatie voor een historische roman. Bovendien werd er in die tijd niet veel over kinderen geschreven, dus reis ik af naar de omgeving waar mijn boek in speelt. Natuurlijk zit er 400 jaar tussen mijn bestaan en de tijd waarin ik het verhaal situeer, dus boek ik geen viersterrenhotel, maar probeer ik bij iemand te logeren. Ik woon als het ware graag een tijdje bij mijn hoofdpersoon in huis. Zo zat ik voor IJsbarbaar 2 maanden bij Inuit op zolder, en in Japan 6 weken bij een oude mevrouw op een bovenkamer. Voor Haaieneiland mocht ik een paar maanden een leegstaand hutje bij een parelvisser op Takapoto gebruiken. Mijn vrouw Hannie geniet daar ook van, die gaat altijd mee. We vormen een ideaal team. Want waar ik als man alleen toch een beetje argwanend bekeken word als ik op kinderen afstap, komen kinderen en volwassenen vanzelf op ons af als ik met Hannie op pad ben. Zij stelt ook heel andere vragen dan ik, krijgt andere dingen te horen – we vullen elkaar goed aan. En omdat we de tijd nemen, kennen we na verloop van tijd iedereen. Zo zaten we in Japan eens 2 maanden in een vissersdorpje. Met uitzondering van een fietstocht in de omgeving zijn we toen het dorp niet uit geweest. We werden razendsnel in de gemeenschap opgenomen, kregen uitnodigingen voor een versnapering, voor bruiloften en begrafenissen. Zo ontstond er een heel mooi kijkje in het leven van de bevolking.
Maar hoe het leven in het verleden was, kun je onmogelijk precies weten... Ligt er in je verhalen een harde grens tussen werkelijkheid en fictie?
In mijn boeken gaat het verhaal voor de waarheid. Ik sla een aantal piketpaaltjes waar ik tussen moet blijven, maar daar ga ik soms wel buiten. Ik weet bijvoorbeeld dat er in het Verdronken land bij Sluis, waar jarenlang door soldaten gevochten werd, steeds meer mensen wegtrokken en lege dorpjes achterlieten. En ik weet ook dat er toch af en toe mensen woonden. Daar moeten dus ook kinderen geweest zijn. Maar de kinderen en hun avonturen en de exacte manieren waarop ze proberen te overleven, heb ik verzonnen, daar kon ik geen informatie over vinden. Maar de wolven zijn echt, daar zijn tientallen, misschien wel honderden meldingen van uit die tijd. Die wolven maakten dat vreselijke, verlaten spooklandschap in het boek nog akeliger.
Dat je zevende jeugdboek zich redelijk dicht bij huis afspeelt, was dat een gelukkig toeval?
Voor Piratenzoon ben ik in Marokko geweest. Met oude kaarten in de hand heb ik het land van Zain in de woestijnen bestudeerd. Later verbleef ik veel in Sluis. Daar kreeg ik plotseling last van mijn hart. Ik ben met spoed naar het ziekenhuis in Gent gebracht, waar ik de hele nacht geopereerd ben. Die arts heeft me echt gered. Ik was zo opgelucht dat het allemaal goed gegaan was, dat ik hem vroeg hoe ik hem kon bedanken. “Schrijf me maar in je volgende boek”, was zijn antwoord. Maar hoe kon ik nou een hartchirurg in een boek over een 17e-eeuwse galeislaaf laten figureren? Uiteindelijk is dat de slager geworden die met een lepel en een slagersmes de kogel uit de borst van een soldaat verwijdert. Als Piratenzoon verschijnt, hoop ik dat deze arts kan komen. Dan zal ik hem het eerste exemplaar overhandigen.
Heb je al plannen voor een volgend boek?
Ik heb 3 prachtige onderwerpen in mijn hoofd en bevind mij op het rampzalige moment dat ik een keuze moet maken. Ik lees me door stapels documentatie en boeken heen om me in de onderwerpen te verdiepen. Als de tijd van leven me gegund is, schrijf ik alle 3 de verhalen. Maar goed, als ik moet gaan reizen, wordt die keuze misschien wel voor me bepaald. Een van de onderwerpen speelt zich namelijk af op Sri Lanka en ik was van plan daar dan een huisje te huren en me een paar maanden onder te dompelen in het land. Maar de ziekenhuisvoorzieningen zijn er bedroevend, dus in verband met mijn hart durf ik dat niet zo goed. Een ander verhaal speelt zich af tijdens de boerenoorlogen in Zuid-Afrika. Daar hebben ze de hartchirurgie zo ongeveer uitgevonden, dus dat zou een goed idee zijn. Maar het derde onderwerp speelt zich af op Bali en dat trekt mij persoonlijk het meest, maar ook daar zijn de ziekenhuisvoorzieningen slecht.
Voorlopig blijf je thuis boeken over de 17e eeuw doorspitten?
Zeker, die Gouden Eeuw is zo’n geweldige periode: Nederland ontdekt over zee de wereld en de wereld ontdekt Nederland. Ik had graag in die tijd geleefd; lekker avontuurlijk. Misschien ga ik binnenkort wel naar een haven en zoek ik een boot met een mooie naam en een mooie bestemming. Dan droom ik daarbij wel weg, het avontuur tegemoet.