05 Dolf Verroen
Kinderboeken

“Kinderen zijn de drijfveer waarom ik schrijf” - Dolf Verroen

Dolf Verroen is de schrijver van het kinderboekenweekgeschenk 2016 en voelt zich zeer vereerd dat hij dat op zijn leeftijd nog mag doen. In gesprek met Janneke Siebelink, Hoofdredacteur Boeken bij bol.com, vertelt hij hoe hij met schrijven is begonnen, waarom de Tweede Wereldoorlog een inspiratiebron voor hem is en waarom hij bijna in huilen uitbarstte toen hij hoorde dat hij het kinderboekenweekgeschenk mocht schrijven.

Allereerste boek

Dolf, je hebt al zoveel boeken geschreven, meer dan honderd. Wat weet je nu wat je eigenlijk graag bij je eerste boek had willen weten?

Eigenlijk niks. Ik heb zeker meer vaardigheid en meer inzicht in wat goed en fout is. Maar als je een boek klaar hebt, dan heb je eigenlijk niks meer. Nu het kinderboekenweekgeschenk af is, is het dus nog maar afwachten of het nu weer lukt. Mijn allereerste boek heb ik in alle spontaniteit geschreven.

Toen was je 14.

Tussen mijn 14e en 15e jaar. Dat had te maken met mijn levensomstandigheden. Het was oorlog toen en ik ging iedere dag van een dorp 7 km verder vanuit Delft, waar ik woonde, twee flessen melk halen. Toen zei de boerin tegen me: kom maar wat eerder, dan kun je hier spelen. Toen zag ik dus het verschil tussen het dortp en de stad en op een dag heb ik dat zomaar opgeschreven. Want in die jaren konden we niet altijd naar school. Dan zat ik weken thuis en ging ik me vervelen. Ik heb van mijn oom een schrijfmachine gekregen en mijn vader zei: ga dat maar leren, dan doe je tenminste wat. Dat had ik vrij snel onder de knie. Ik ben gaan schrijven en toen heb ik opgeschreven wat ik beleefd had op de boerderij.

En daarna ben je blijven schrijven.

Ja, er was maar één ding dat ik wilde, en dat was schrijven. Maar daar verdiende je natuurlijk geen droog brood mee. Ik was als de dood om in een baan verzeild te raken. Ik dacht: dan schrijf ik niet meer. Later las ik een advertentie in de krant van een mevrouw die iemand zocht om een jaar lang op haar huis op Corsica te passen. Dat heb ik gedaan. En een jaar later heb ik daar een boekje over geschreven. Eenmaal terug in Nederland kwam ik de directeur van uitgeverij Leopold tegen. Hij zei: als je een roman hebt, laat het me dan weten. Dus ik ging de dag erna op de fiets naar uitgeverij Leopold met mijn manuscript onder de arm. Om 3 uur lag het in de bus en om 12 uur had ik een contract.

Grote roman

Welk boek was dat?

Van eeuwigheid tot amen. Het was een novelle over Corsica. Drie maanden later lag het op tafel. Het werd gelijk genomineerd voor de stadsprijs van Amsterdam, dus het ging als een trein. Maar daarna moest ik van de uitgever een grote roman schrijven. Dat lukte me niet en op een gegeven ogenblik had ik een verhalenbundel bij elkaar, allemaal beginnetjes van romans.

Waarom lukte het steeds niet?

Vanwege de leegte. Ik zat aan de keukentafel en ik voelde totale leegte. Ik zat te schrijven in een buitenhuisje: ik had nergens last van, want ik zat te schrijven. En op een dag ben ik naar een hele bekende schrijver gegaan. Ik zat daar en zei: ik zit de hele dag in mijn kamertje en ik schrijf één zin per dag. Hij boog zich naar mij en zei: “maar Dolf, dan is het pas kunst.” En ik schrok daar zo van, dat ik dacht: dat kan niet waar zijn.

Waarom schrok je daar zo van?

Ik vond het flauwekul. Ik geloofde het niet. Kunst was voor mij beeldende kunst. Met die mededeling ging ik naar huis. Op een nacht werd ik wakker en toen kwamen er ineens zinnen en een verhaal in me op. En toen ben ik gaan schrijven, middenin de nacht. In mijn kladblok van de HEMA. Het ging over een meisje uit Afrika, Sjoe, dat in de straat van Piet kwam te wonen, en Piet was wit. Maar het verschil zat niet in de buitenkant, dat zat van binnen: het thema van het verhaal. Ik had eindelijk het gevoel dat ik een groot mens was. Alle leegte viel weg. Ik dacht: dit is het.

Tweede wereldoorlog en vriendschap

Je hebt het kinderboekenweekgeschenk 2016 geschreven. Waar was je toen je werd gevraagd?

Ik kreeg een mailtje van de uitgeverij voor een lunch op een bepaalde datum. Een boekje van mij kreeg een andere omslag en ik dacht: als ze dat willen laten zien, doen ze dat op de uitgeverij. Dus ik vond het vreemd. In dit vak draait veel uit op een teleurstelling, dus ik dacht: laat ik me er maar niet teveel van voorstellen, ik zie het wel. Dus op een dag ging ik zonder enige verwachting naar het restaurant. Toen kwamen mijn uitgeefster en mijn redactrice en twee mensen van het CPNB binnen en toen begreep ik het niet meer. Ze spreidden een kleedje uit en knielden daarop en toen vroegen ze: Dolf, wil jij het kinderboekenweekgeschenk schrijven? Ik barstte bijna in tranen uit. Natuurlijk zei ik ja. Ik vond het erg lief, de manier waarop het gebeurde. En ook: ik had wel dood kunnen zijn voordat het klaar was, iemand van 87 jaar zo’n grote verantwoordelijkheid geven, dat vond ik heel gewaagd. Het thema was opa’s en oma’s en toen zei ik: dat doe ik niet.

Waarom niet?

Ik heb zelf geen grootouders gehad van mijn moeders kant. De ouders van mijn moeder zijn vroeg gestorven. En mijn grootmoeder van vaderskant was erg merkwaardig, een hele zelfstandige vrouw, gescheiden van mijn opa, en met weinig bezittingen. Zij was geen inspiratiebron.

Toen heb je eigenlijk een heel ander thema gekozen: de Tweede Wereldoorlog en vriendschap.

Ja, ik zei meteen dat ik niks met het thema kon en toen zeiden ze: je mag doen wat je wilt. Ik dacht: wat moet ik nu maken? Ik wist het echt niet. Meestal gaat meteen het kacheltje branden. Ineens dacht ik aan Kees. Zo heet hij in werkelijkheid ook. Ik had daar al eens over geschreven, dus ik dacht: dat kan eigenlijk niet meer. Maar het gevoel werd steeds sterker. En toen ineens lag het klaar. Ik ben begonnen en heb anderhalve bladzijde geschreven.

Voor altijd jong

Hij zou nog kunnen leven. Stel dat hij je benadert naar aanleiding van dit boekje.

Dat zou ik niet naar vinden. Misschien heb ik met dit verhaal wel iets ingelost. Ik heb in ieder geval gezegd hoe laf ik was. Ik had me dat natuurlijk nooit door mijn moeder moeten aanpraten, ik had naar hem toe moeten gaan. Maar aan de andere kant: in het verhaal is het net alsof we een lange vriendschap hadden. In werkelijkheid was het een aanloop naar vriendschap, het zat nog in de knop. Bij een lange vriendschap zou het anders gegaan zijn. Ik ben zelf erg blij dat ik het boek geschreven heb en ik denk dat mijn eerdere boek over dit onderwerp een van mijn beste boeken is. Ik ben er ook best trots op dat ik als een van de eersten over zwarte kinderen schreef als volwaardige mensen. Dat heb ik thuis met de paplepel ingegoten gekregen, respect voor mensen, wie ze ook zijn.

Het subthema is ‘voor altijd jong’. Houdt het schrijven van kinderboeken je jong?

Volgens mij hebben ze dat eraan geplakt omdat ik niks met opa’s en oma’s wilde. Maar ik weet niet of het me jong houdt. Het leven is een raadsel. Annie M.G. Schmidt zei altijd: “als je kinderboeken schrijft, blijf je stilstaan. Ik ben nooit ouder dan acht geworden.” Dat is natuurlijk niet helemaal waar, maar ergens denk ik dat er iets zit in je jeugd waardoor je toch gefixeerd bent daarop. Ik ben begonnen met Sjoe en Piet voor heel jonge kinderen. Ik denk dat ik alles te danken heb aan het schrijven. Mijn hele ontwikkeling als mens. Een mens zit toch gecompliceerd in elkaar.

Wil je door het schrijven van dit soort boeken kinderen die geen stem hebben een stem geven?

Ja. Ik vind dat we qua menselijkheid in een verschrikkelijke tijd leven. Iedereen gaat zo makkelijk met mensen om. Daarom zijn kinderboeken zo belangrijk, om kinderen bij te brengen dat iedereen gelijk is. Ik weet wel dat niet iedereen dezelfde kansen heeft, maar dat moet wel. En als volwassene moet je altijd partij voor kinderen kiezen, want die zijn het meest afhankelijk van iedereen. Dat is eigenlijk de drijfveer waarom ik schrijf. Het is zo in me gegroeid dat ik geen boek kan schrijven dat niet betrokken is bij kinderen.