Knikkeruilheader10
Video Interview

Knuffelen met een griezelboek - En Knikkeruil heeft nog veel meer leuks in zich

Ze hadden samen al ruim tien prentenboeken geschreven en geïllustreerd toen de opdracht van het CPNB binnenkwam: of Maranke Rinck en Martijn van der Linden misschien het prentenboek voor de Kinderboekenweek 2017 wilden maken. ‘Natuurlijk! Wat een eer!’ Een gesprek over een uiltje dat een knikker wordt en een boek waarmee je kunt spelen.

Ligt de druk hoog wanneer je zo’n opdracht van het CPNB krijgt?
Maranke: Enorm. Je wilt dat al die kinderen en volwassenen die je boek zullen zien er enthousiast over zijn. Het moet iets spectaculairs worden, iets waar je zelf ook blij van wordt. Met een goed verhaal en mooie illustraties.

Martijn: Het boek waar we op dat moment mee bezig waren hebben we even op de plank gelegd, zodat we ons helemaal op dit prentenboek konden richten. We hadden ook maar vier maanden.

Maranke: In die tijd moest het wel gebeuren, dus we hoopten op een snelle vonk.

Hoe gaan jullie dan te werk?
Martijn: In dit geval was ‘Afschuwelijk eng’, het thema van de Kinderboekenweek, een prima uitgangspunt. En omdat ons laatste boek tangram in zich heeft en ons een na laatste boek memory, wilden we in dit boek ook graag een spel opnemen.

Maranke: Maar welk spel past er bij een griezelthema?

Martijn: Dat werd knikkeren. Knikkers hebben iets magisch, ze rollen, schitteren en hebben geweldige kleuren. Bovendien hadden we al snel monsterpoortjes bedacht waar de knikkers doorheen konden rollen. Onze kinderen vonden het geweldig om die te maken. Vooral Noa tekende leuke wezens. Kijk, die met die hangende ogen is op een van haar monsters geïnspireerd. De oudste twee lagen ook meteen op de grond om ermee te gaan spelen. Dat was een goede testcase: het spel sloeg aan! Maar voor we dit idee helemaal zouden uitwerken hebben we toch even aan de uitgever gevraagd of het niet te kostbaar zou worden. Maar het kon en toen zijn we echt van start gegaan.

Het uitgangspunt waren de knikkers. Daar moest een verhaal bij komen.
Maranke: Ja. Martijn en ik praatten eindeloos. Het hielp dat we in hetzelfde huis wonen, dus aan de eettafel, in de keuken, tijdens wandelingen associeerden we erop los. Welke kant kon het verhaal opgaan? Hoe gaven we het vorm? Wat werd onze hoofdpersoon? En het boek is bedoeld voor vier- en vijfjarigen, écht afschuwelijk eng mocht het niet worden.

Martijn: Dat was wel een interessante spanningsboog: hoe maak je iets griezelig zonder dat het doodeng wordt?

Maranke: Thuis werkten we verder. Schreven we dingen op, maakten tekeningetjes, pagina’s, vellen vol. Elk vanuit ons eigen vakgebied en in onze eigen bubbel: Martijn vanuit het illustreren, ik vanuit het schrijven.

Martijn: Als we onze eerste opzetjes en grote lijnen vervolgens aan elkaar lieten zien, konden we het enorm eens en oneens met elkaar zijn. Want ja, iets is pas goed als je het allebei wat vindt.

Maranke: Dat kan best even lastig zijn, maar door kritisch te zijn stimuleer je elkaar er echt iets goeds van te maken. Al die kleine stapjes, de dwalingen en het finetunen zijn nodig om tot dat uiteindelijke resultaat te komen dat je allebei voor ogen hebt: dat ene hele mooie boek maken waarin Martijns tekeningen en mijn teksten goed tot hun recht komen.

"Knikkers hebben iets magisch, ze rollen, schitteren en hebben geweldige kleuren."

En dat is Knikkeruil geworden...
Maranke: Ja, een verhaal over een groep knikkers die samen met een kogelrond uiltje op de vlucht slaan omdat ze monsters hebben gezien. Ze rollen door knikkerbanen op zoek naar een verstopplek.

Martijn: Maar dat uiltje was er niet ineens. We hebben nog aan andere dieren gedacht, zoals een knikkerkanarie en een knikkervis. Toevallig had ik via een Engelse website een stenen uiltje besteld. Ik was het eigenlijk een beetje vergeten. Maar toen het werd bezorgd en ik het uitpakte, hadden we allebei iets van: ja, dit is ’m! We zetten hem op de piano en vanaf die plek keek hij ons steeds aan. Dat onze dochter Noa uilenfan is, heeft ook zeker meegespeeld dat het een uiltje werd.

Martijn: Een uiltje is ook het juiste dier voor dit verhaal. Het gaat over iets nieuws, er is iets spannends aan de hand. Zo’n uilskuiken heeft iets pittigs en iets ontwapenends. En die grote ronde ogen hielpen ook mee. Het leek me mooi om het hele uiltje zo rond te maken als een knikker. Maar hoe kon ik dat doen? Uilen hebben van die borstelige veren op hun kop en flinke vleugels. Ik vond het leuk om binnen die beperking aan de slag te gaan. Uiteindelijk is het een knikkeruil geworden met pootjes, want hij moest wel kunnen lopen.

Het boek ziet er vriendelijk uit, niet afschuwelijk eng...
Martijn: We hadden eerst een zwarte kaft voor ogen, om het inderdaad spannend te maken. Maar toen ik mijn eerste covertekening aan Maranke liet zien, van een uiltje tegen een donkere achtergrond, zei zij dat het net leek alsof het vogeltje door een gaatje naar binnen loerde. Alsof je als lezer in een vogelhuisje zit en er een vogel van buiten naar binnen tuurt. Dat was gek, zo had ik het niet bedoeld. Toen ben ik verder gaan schetsen en is de covertekening steeds lichter geworden.

Tijdens het lezen ontdek je dan hoe spannende het verhaal is...
Maranke: Ja, en dan kun je er ook nog mee spelen. Wij willen kinderen ook de wondere wereld van het spel laten zien, zodat ze actief worden. Zelf werden we zo enthousiast toen we de lol van knikkeren herontdekten en zagen dat de hele knikkerwereld nog bestaat. Knikkers zien er fantastisch uit, hun namen zijn geweldig, je kunt met elkaar eindeloze knikkerbanen bouwen. Er is zelfs knikkermuziek.

En die waanzinnige wereld ga je binnen door de knikkerpoortjes van Knikkeruil...
Martijn: Ja, wij hopen dat kinderen en hun ouders het boek na het lezen op de grond zetten. De monsterpoortjes zijn uitgestanst in de flap en de knikkers zitten erbij. Het boek is bedoeld voor kinderen vanaf 4 jaar, dus we hopen dat zij de knikkers niet in hun mond stoppen.

Maranke: We laten in het boek ook bewust geen monster zien dat knikkers opeet, dat zou geen goed voorbeeld zijn. Ook staat er een waarschuwing op het zakje. Maar knikkers zijn knikkers, dus in combinatie met kinderen moet je die altijd in de gaten houden. Voor kleine kinderen zou je van karton grotere poortjes kunnen knippen en daar stuiterballen doorheen laten rollen.

"Een uiltje heeft iets pittigs en ontwapenends. En dan die grote ogen."

Ontstaan jullie boeken altijd vanuit een concrete basis, zoals bij Knikkeruil het knikkeren?
Maranke: Nee, ons eerste boek ontstond min of meer per ongeluk, heel organisch. Martijn had een aantal grote schilderijen gemaakt van dieren met etnische sieraden om. Toen ik die zag, wilde ik daar graag iets bij schrijven.

Martijn: Dat was iets magisch. Ik had een reiger geschilderd en Maranke beschreef precies het karakter dat ik daarbij had bedacht. Dat gebeurde ook bij andere schilderijen. We bleken echt een klik te hebben. Die combinaties waren zo leuk, dat we op een gegeven moment naar Uitgeverij Lemniscaat gegaan zijn om te vragen of ze er iets in zagen deze illustraties en losse verhalen uit te geven. Zo is ons eerste boek Prinsenkind ontstaan.

Maranke: Het boek bleek een succes en werd zelfs in het buitenland vertaald. We waren zo enthousiast dat we doorgegaan zijn. Maar toen we wisten dat het een boek moest gaan worden was het spontane weg. Ineens moesten we met een doelgroep rekening houden, een verhaal bedenken; het werd lastiger. Toch werd Meisjes om te zoenen, weer een boek met grote dierenprenten, ook goed ontvangen.

Bij jullie eerste boeken zat nog geen spel. Wanneer kwam dat omslagpunt?
Martijn: Ja, dat is wel een goede vraag. Als je gaat schrijven heb je een bepaalde spontaniteit nodig om origineel te blijven. Maar die kun je niet afdwingen. We hebben na die eerste boeken een tijdje bewust niks gedaan. Ik ben lekker gaan schilderen, Maranke zette wat op papier. We waren niet concreet met iets bezig. Totdat Maranke mijn schilderijen van een wit konijn zag en toen viel eigenlijk alles weer samen.

Maranke: Ik liet me inspireren door de schilderijen van Martijn en schreef een verhaal over een reizend konijn dat dubbelgangers tegenkomt. Is een paartje compleet, dan verdwijnen de dubbelgangers uit het verhaal. Eigenlijk zoals bij memory de gevonden paartjes uit het spel gepakt worden. Toen leek het ons leuk bij het boek een uitscheurvelletje te doen waarmee kinderen meteen konden spelen.

Martijn: Toen we met de drukker om de tafel zaten en deze mogelijkheid opperden, kwam hij met het idee mooie kaartjes bij het boek te maken. En zo is ons eerste speelprentenboek ontstaan. Ons tweede, Tangramkat, is veel bewuster ontstaan; dat draaide echt om het spel.

Maranke: Tangram heeft ook iets magisch dynamisch. Je hebt die zeven zwarte stukjes en als je daarmee puzzelt, maak je figuren die tot leven lijken te komen.


"Door monsterpoortjes ga je die waanzinnige knikkerwereld binnen."

Hoe zien jullie de toekomst van het prentenboek?
Martijn: Het prentenboek zal altijd blijven. Dat je samen met je vader of moeder op de bank zit of in een grote stoel en dingen in het boek aanwijst, in een getekende wereld verdwijnt, daar kan geen tablet tegenop. Je hebt die kijkervaring en verwondering nodig. Daarom maken we ook boeken die lekker aanvoelen. We bemoeien ons ook met alles. Eerste hadden we een karde kaft, maar dat werd lastig met het stansen van de poortjes. Vormgever Mark kwam met deze zachte kaft. Die heeft iets knuffeligs, is slim en chic tegelijk. Vriendelijker ook. En de uil loert zo leuk door de poortjes. Ja, als het hele binnenwerk van het boek al gedaan is, zijn we hier nog tijden mee zoet.

Wat zijn de belangrijkste ingrediënten voor een goed kinderboek?
Martijn: Dat je veel plezier hebt als je het leest en het boek wilt herlezen en herlezen. Maracke en ik zijn als kind eindeloos voorgelezen. Onze ouders lazen ook heel veel. Dat maakt je enthousiast voor boeken. Als we nu onze kinderen voorlezen duiken we weer terug in de tijd en beleven we die bekende verhalen opnieuw. Op die momenten worden onze levens gebundeld, die verschuiving van de rollen is mooi om mee te maken

Maranke: Een boek moet ook met liefde gemaakt zijn. Met mooie tekeningen en een goed verhaal. Ik weet nog wel dat ik wat ouder was toen ik zelf spannende boeken ging lezen: De meester van de zwarte molen, Kleine sofie en lange wapper en The never ending story. Magisch realistisch en griezelig. Ze maakten diepe indruk op me.

Martijn: Onze kinderen willen ook graag boekjes maken. En dat kan nu ook heel makkelijk: op heel veel plekken kun je een boekje laten drukken. Dan maken onze kinderen tekenen en schrijft Maranke er een verhaaltje bij. De kinderen glunderen als zo’n mooi boekje dan op een bepaald moment in de bus valt. En dan beginnen ze alweer enthousiast met het volgende. Dat kun je als beginnend illustrator of schrijver natuurlijk ook doen. Dan leer je meteen nadenken over hoe een cover eruit kan zien, de hoofdstukindeling. Want met schrijven en tekenen alleen ben je er nog niet; van zo’n proefboek kun je enorm veel leren.

Zouden jullie ook een prentenboek voor volwassenen willen maken?
Maranke: Ja, heel graag. Dat mag dan emotioneel wat ingewikkelder zijn en natuurlijk spannender. Er zijn momenteel wel graphic novels, die komen meer voort uit de stripalbums. Een prentenboek voor volwassenen is toch iets anders. Ik zou dat graag eens proberen.

Maar eerst het boek afmaken dat nog op de plank ligt.
Maranke: Dat hebben we inmiddels weer opgepakt. We waren even bang dat we het te lang hadden laten liggen, dat de spontaniteit verdwenen zou zijn. Maar het gaat goed, we zitten er weer volop in!

Martijnenmaranke

Meer Maranke & Martijn
Maranke Rinck (1976) en Martijn van der Linden (1979) zijn getrouwd en hebben drie kinderen. Maranke schrijft en Martijn illustreert. Samen maakten ze zo al tien boeken. Tangramkat verscheen vorig jaar bij Lemniscaat. Knikkeruil is het prentenboek dat ze voor de Kinderboekenweek 2017 maakten. Het is in de periode van 4 t/m 15 oktober voor € 6,95 te koop.


Helaas is het prachtige Knikkeruil niet via bol.com leverbaar, maar alle andere schitterende boeken van Maranke en Martijn natuurlijk wel!