Otmars Zonen Interview Header
Interviews

Peter Buwalda praat over Otmars zonen: "De stof bleek rijk genoeg om er zoveel woorden aan te besteden"

Daar is het. Otmars zonen van Peter Buwalda, hierboven weergegeven in een foto van Linda Stulic. Een boek als een wolkenkrabber met tussenzinnen als secondelijm; ogenschijnlijk ongevaarlijk, ogenschijnlijk onzichtbaar, maar messcherp en onmisbaar om alle componenten bij elkaar te houden. Hoog rijzend en een schaduw werpend over de laagbouw die zich tot op heden het Beste Boek mochten noemen. En zoals hij zelf hoopt, zelfs over zijn eigen vlammende debuut Bonita Avenue.

Otmars zonen is een wervelwind die de lezer heen en weer slingert tussen heden, verleden, kwaad en goed. Het laat de lezer beneveld achter met een zucht en een versneld hart, verlangend naar het volgende deel De Jaknikker dat verder zal gaan met hoofdstuk 74. Het ligt al in een dikke stapel uitgeprint op zijn tafel in zijn huis in Amsterdam-Noord en het geplande moment van verschijnen is vooralsnog 20 september 2020.

“Het voelt alsof ik opnieuw debuteer,” zo vertelde je onlangs. Omdat er – in de ogen van velen – een relatief lange tijd overheen is gegaan sinds Bonita Avenue. Maar ondertussen heb je wel vier bundels met columns gepubliceerd, was er het leven zelf dat zo nu en dan speldenbochten nam en schreef je voortvarend aan het tweede deel van Otmars zonen. Is het relevant hoelang je over een boek doet?
“Een beetje, maar ik ben eigenlijk razendsnel. Uit het aantal bladzijden dat ik produceer, zeker als je Bonita Avenue daar bij optelt, kun je aardig wat romans van gemiddelde omvang halen. Iedere bladzijde moet geschreven worden. En inderdaad, hoe relevant is het? Niet, wat mij betreft. Bij snelheid zou je bovendien ook moeten kijken naar kwaliteit.”

Krijgen alle drie de delen dezelfde omvang?
“Dat is wel de bedoeling. Ik heb het evenredig verdeeld.”

Het schrijven was vaak afzien, zo zeg je in andere interviews. Wat ga nu anders doen? Wat heb je ervan geleerd?
“Ik heb het boek te vroeg aangekondigd. Dat ga ik nooit meer doen. Ik had dit boek wel eerder kunnen publiceren, al in 2015, als ik eerder had besloten dat dit het eerste boek zou worden van een trilogie. Dat was niet het plan in eerste instantie. Ik heb jarenlang aan deel twee gewerkt zonder te weten dat er een tweede deel zou komen, tot het punt zelfs dat ik een beetje was vergeten hoe het eerste gedeelte van de roman in elkaar stak. Toen ik had besloten om het verhaal in drie delen op te splitsen, moest er veel worden veranderd in het eerste deel om het een opzichzelfstaand boek te laten zijn. Het geeft veel meer rust nu ik weet dat ik aan een boek kan werken waar nog een deel op volgt. Dat kost, vermoed ik, minder tijd.”

Had je aanvankelijk een boek van dergelijke omvang in gedachten?
“Nee, nee. Het is gegroeid terwijl ik schreef. Maar een boek van duizend bladzijden of meer, dat vergt teveel van lezers. Het schrikt af. Ik ging voor mijn boekenkast staan en bekeek de boeken met die dikte. Ik heb er heus wel een paar gelezen, maar vaak gaat er jaren overheen tussen dat ik ze koop en de moed vind. Maar mijn verhaal groeide en groeide, al had ik het plan voor het boek op voorhand helemaal uitgedacht. De stof bleek echter rijk genoeg om er zoveel woorden aan te besteden.”

Net als het boek, evolueer jij ook in die jaren. Er bestaat een kans dat je anders tegen bepaalde dingen aan gaat kijken.
“Ja, dat kan zeker. Dat vond ik ook boeiend aan het publiceren van dit eerste deel. Stel dat mijn opvattingen gedurende het proces veranderen, dan kan ik het niet meer veranderen. Dit boek is nu de werkelijkheid, dit staat er. Overigens gold dat deels ook voor Otmars zonen, dat was geschreven op basis van een paar bladzijden in Bonita Avenue waar de journaliste Isabelle Orthel in voorkomt. Aan hetgeen wat ik daar had geschreven over haar moeder en grootvader, haar adoptie, haar karakter, haar studie in Enschede, haar toekomstplannen, had ik me wat Isabelle betreft te houden. Zo is Otmars zonen de werkelijkheid voor de romans die volgen. Dat is heel bevrijdend.”

Dus Otmars zonen komt voort uit Bonita Avenue?
“Nee, dat is veel te sterk. Alleen in die zin dat ik ooit heb besloten dat ik in iedere volgende roman een bijfiguur uit de vorige terug laat komen. Er ontstaat daardoor een verbinding tussen beide boeken. Dat vind ik wel leuk.”

Waar moest Otmars zonen aan voldoen?
“Beter zijn dan Bonita Avenue? Mijn debuut was een draak die ik met het tweede boek moest doden. Die twee hadden een slechte relatie. Ik heb mezelf weleens met Bonita Avenue op mijn hoofd geslagen. Dan bladerde ik er in en vergeleek het met wat ik had geschreven voor mijn nieuwe boek, al was dat geen eerlijke wedstrijd. Je kunt je eigen werk nauwelijks beoordelen als je er mee bezig bent. Zolang het niet af is, haat ik het. Ik herlees en herschrijf zo vaak. Op een gegeven moment zit er kraak nog smaak aan. Niemand mag het ook lezen voor ik denk dat het goed is. Eerder moet je er iemand niet mee lastigvallen. Eerlijk gezegd vind ik die fase ook wel fijn hoor, die volstrekte eenzaamheid. Dat binnenvetten, het niet hoeven schamen. Maar uiteindelijk ben ik nooit tevreden.”

Hoe weet je dan wanneer een boek af is?
“Op een gegeven moment merk ik dat verbeteringen verslechteringen worden. Dat heb ik bij columns ook.”

In een van de columns in Suzy vindt van niet haal je de angst voor vergetelheid aan. Heb je dat ervaren in de tussenliggende periode?
“Een beetje wel. Achtenhalf jaar is lang. Maar ik denk dat mensen zich niet zozeer mij herinneren, maar het boek. En dan is achtenhalf jaar weer niet zo lang. Als ze zich maar het boek herinneren, dat is het belangrijkst. Het gaat niet om mij.”

Toch wil men het kennelijk weten, er worden veel persoonlijke vragen aan je gesteld.
“Ja, dat verbaast me ook. Mensen verwarren literatuur tegenwoordig met andere dingen. Met een talkshow, met tv series, met interviews. Ik heb niet zoveel te vertellen. Het biedt wat mij betreft geen verdieping aan een boek om te weten dat er bepaalde overeenkomsten zijn tussen de hoofdfiguur en de schrijver.”

Fictie is interessanter dan de werkelijkheid?
“Goeie fictie wel, ja. Ik ben wantrouwig jegens boeken die uit het leven van de schrijver zijn gegrepen. Het levert meestal niet zoveel op – uitzonderingen daargelaten, natuurlijk. Maar ik gebruik wel echte namen in mijn boek, zoals Shell, omdat ik de suggestie wil wekken dat de wereld in het boek een echte wereld is. In die zin heb ik de werkelijkheid wel nodig.”

Een tijdlang hadden ze zijn stiefbroer ‘Dolfje’ genoemd, wat virtuoosje niet leuk vond, waarschijnlijk omdat hij zelf ook wel inzag dat hij vergeleken bij zijn naamgenoot een garnaal was, maar vooral omdat hij ‘uniek’ wilde zijn, ‘en geen afgeleide, papa, van niemand niet.’ ‘Het is een tijdelijke oplossing, jongen,’ suste Otmar nogmaals, ‘ik ga er iets aan doen. Misschien is Rigoletto wel wat voor jou.’ Hij stond op en ging onder aan de trap staan. ‘Rigolèèttóóó!,’ bulderde hij, zijn hand een toeter om zijn mond. ‘Eeeeeten!’ Het werd Ludwig. Maar niet zijn stiefbroertje werd Ludwig – hij.

Toen ik voor het eerst de titel Otmars zonen las en vervolgens het omslag zag met het diepe, koninklijke kobaltblauw, de sierlijke, gouden letters, dacht ik dat ik een verhaal uit Duizend-en-een-nacht in mijn handen had. Otmar blijkt een oorspronkelijk Duitse naam te zijn en betekent Voortvarend. Een bewuste keuze?
“Oh, nee, dat wist niet. Ik weet eigenlijk niet waarom ik deze naam gekozen heb. Ik vind Otmar een mooie naam. Ik wilde hem een bijzondere voornaam geven omdat zijn achternaam vrij onbeduidend is: Smit. Ik heb zelf bijvoorbeeld een saaie voornaam, maar wél een bijzondere achternaam. De tragiek bij bepaald mensen is dat beide nietszeggend zijn.”

Hangt een naam sterk samen met identiteit?
“Nee hoor. Een naam is volstrekt inwisselbaar en onbelangrijk. Als je het dan toch zelf mag verzinnen, begrijp ik niet waarom je als ouder je kind een alledaagse naam zou geven. Willem Frederik Hermans heeft er bijvoorbeeld hard aan moeten trekken om van het saaie Wim Hermans af te komen.”

In Otmars zonen speel je een spel met namen. Er zijn twee Juliettes, Marquis de Sade, de vrouw van de hoofdpersoon in jouw boek, de uit Thailand geadopteerde journaliste Isabelle, gebruikt wanneer het haar goed uitkomt haar echte onuitspreekbare naam, Ludwig, Dolf …
“Het is een spiegelpaleis van namen. Het is van betekenis voor de plot. Isabelle Orthel/Isa Phornsirichaiwatana komt in Bonita Avenue dus ook al voor, die namen waren er al. De twee Juliettes zijn wel toeval in de zin dat er geen betekenis in schuilt.”

Een van de vele thema’s is wraak. Ben jij wraakzuchtig,?
“Ik? Nee. Maar als je me een streek levert, kan ik wel rancuneus zijn. Maar ik heb een hoge rancune grens.”

Een slechte recensie, maakt die rancuneus?
“Het is niet leuk, maar nee. Het is een legitieme situatie, maar het maakt natuurlijk niet blij. Het ligt eraan wie die recensie heeft geschreven, hoe die is geschreven. Of het een integere indruk op me maakt. Dat soort dingen spelen wel een rol. Als iemand maar zijn best heeft gedaan om het boek te begrijpen.”

Een ander thema is het goede versus het kwade. Over hoe Shell in Nigeria het land leegzuigt, maar ook een ander soort kwaadheid, wreedheid eerder. Die van Marquis de Sade. Scenes waar ik tijdens het lezen even de wereld uit werd gekatapulteerd. Wat gebeurt er in jouw gedachten wanneer je zoiets opschrijft?
“Hetzelfde als wat er bij Isabelle gebeurt. Het ís er. De Sade’s werk bestaat. Het maakt deel uit van het intellectuele discours. Het is intellectueel erfgoed. Dat is nu juist wat ik zo interessant vindt aan literatuur, dat het de uithoeken van het bestaan en van het denken verkent. Daar is de boekenkast voor en daar hoort De Sade ook bij. Wie als jong mens daarop stuit, in je grootvaders kast, zoals Isabelle, heeft wat uit te dokteren. Of niet, je kunt er ook heel nonchalant mee omgaan, maar dat doet zij dus niet.”

Maar in eerste instantie vindt ze het verwerpelijk. Pas later beziet ze het op een ander niveau.
“Zeker. En dat is ook wat bij het werk van De Sade hoort. Het is absoluut te verwerpen, maar aan de andere kant toch ook weer niet. Het legt iets bloot over de menselijke natuur. Hij heeft hele interessante gedachten over religie. Zijn denkwijzen zijn natuurlijk niet te handhaven, het is vooral afschuwelijk wat hij beschrijft, maar er zitten meer kanten aan zijn verhalen. Wat Isabelle zich realiseert: als je zijn boeken in huis hebt, ben je niet perse een slecht mens. Als je Mein Kampf in huis hebt, ben je ook niet Hitler. En daar komt Isabelle gaandeweg achter. Het gaat om die glijdende schaal van perversiteit en sadisme. Waar bevinden mensen zich op die schaal, hoe werkt dat? Ook daar gaat het boek over.”

Hoewel al die essays en beschouwingen startten vanuit een intellectuele, filosofische, of artistieke verbijstering, en vaak zelfs vanuit morele afwijzing, kwam De Sade er uiteindelijk altijd van af als een revolutionair, als een seksueel bevrijder van de moderne mens, als een goddelijke vrijdenker, als een omverwerper van de burgermoraal, als een raadselachtig genie dat het riool van de menselijke geest had blootgelegd. Of volgestort. Freud en Nietzsche hoefden alleen nog de putdeksels op te tillen. […] Ja, ze begon onderhand een volgeling te worden van De Sade – hoe noemde je dat soort mensen? Een sadist was iets anders, hoopte ze.

In Zomergasten heb je gezegd dat je medelijden hebt met ouders die een monster verwekken. Denk je dat een mens slecht geboren wordt?
“Wetenschappelijk staat wel vast in hoeverre opvoeding en genen van invloed zijn op wie je wordt. Dat is geen kwestie van geloven in het een of het ander. Je kunt in het gezin van Holleeder opgroeien, bijvoorbeeld. Daar zitten best rechtschapen types tussen, maar die broer niet. En toch hebben ze dezelfde opvoeding gehad. Het kan dus niet alleen maar nurture zijn, maar ook niet alleen maar nature want ze hebben dezelfde genen.”

Je bent zelf, net Isabelle in het boek, journalist geweest. Daar heb je een lang verhaal over geschreven, ‘Gewapende conflicten’. Was het vak niets voor jou?
“Ik had het kunnen blijven doen, maar ik heb niet zoveel met nieuws. Ik kon het ook nooit vinden. Ik liep langs nieuws zonder het in de gaten te hebben. Dat is natuurlijk niet zo handig voor dat vak. Het was een beetje een rug tegen de muur situatie: ik had Nederlands gestudeerd, maar ik zag niet zo goed hoe ik daar geld mee kon verdienen. Dus ik dacht daarnaast een praktische opleiding Journalistiek te volgen. Vrijwel direct bleek die helemaal niet zo praktisch te zijn. Met hakken over de sloot werd ik toegelaten. Ik had daar niks te zoeken.”

Is schrijven een moedig beroep?
“Het is in ieder geval niet laf. Je moet heel veel zekerheden opgeven. Je moet jezelf blootgeven. Je moet goed tegen stilstand, tegenslagen en kritiek kunnen. Er zit een moedig kantje aan, maar er zijn zoveel soorten moed. Het is niet moedig in die zin dat je fysiek gevaar loopt.”

Hoe sta je tegenover de ‘infame methoden’ die Isabelle als journalist toepast? Is alles geoorloofd om misdaad en wanpraktijken boven water te krijgen?
“Ze zoekt de grenzen op van haar vak en vindt dat haar methoden wel geoorloofd zijn. Het resultaat van wat je hebt onderzocht, zal moeten rechtvaardigen of de methode in orde was. En in dit specifieke geval is dat discutabel maar ook weer niet, want ze brengt beslissende, belangrijke zaken boven tafel.”

‘Wat ik ermee zeggen wil,’ zei hij geprikkeld, ‘is dat ik niet zoveel fiducie heb in genen. Er gaat geen bindende kracht vanuit. Het is eerder andersom, genen drijven uit elkaar. Ouders en kinderen zijn gedoemd elkaar te óntkennen, in de betekenis van elkaar steeds euh… minder goed kennen? Kun je dat zo zeggen?’ Volgens Flavie, bijna gepromoveerd filosofe, kon je dat prima zo zeggen. Waarmee het niet per se wáár was. ‘Familie is een toevalligheid,’ ging hij voort, ‘een steen in een vijver, waarna de golfjes uitdijen en ten slotte doven.’

In hoeverre voel je je verwant met de uitspraak over ‘ontkennen’ in bovenstaand fragment?
“Die komt natuurlijk wel een beetje voort uit mijn eigen idee daarover. Mijn gevoel is dat mensen elkaar steeds minder goed kennen. Dat is tragisch. Het heeft iets onvermijdelijks, iets droevigs. Het begint met een warme band met je ouders, in ieder geval in mijn geval, en dan ga je uit huis. Dan is er de liefde. Het zorgt ervoor dat de verhouding met de familie kaler wordt. Het hoeft niet te betekenen dat je vervreemd van elkaar. Sommigen leren elkaar juist beter kennen omdat ze meer met elkaar praten. Maar ik geloof niet dat dat de algemene tendens is.”

Ben je daar zelf mee bezig?
“Ik bespeur het alleen maar. Het intrigeert me vervolgens ook weer hoelang mensen daarbij stil blijven staan, terug blijven komen of gebrouilleerd raken. Je zou je er ook bij neer kunnen leggen en het minder belangrijk maken. Dat is eigenlijk wat hij zegt in dat fragment. En daar voel ik wel wat voor. Daarbij denk ik dat je vooral contact moet houden met je familie als het leuke mensen zijn. Ik hou van mijn familie. Als dat niet het geval is, adviseer ik je de familieband schriftelijk op te zeggen.”

“Baby’s zijn er genoeg, goede boeken niet.” Zo zei je in De Volkskrant.
“Ik moest appels met peren vergelijken. Dan krijg je zo’n antwoord. ‘Als je moet kiezen tussen boeken of kinderen, wat kies je dan?’ Het zijn twee verschillende grootheden. Al is het voor mij wel duidelijk. Ik vind het interessanter om boeken te maken. Anders zou ik er niet zoveel tijd aan besteden. Stel je voor dat een kind verwekken acht jaar zou duren. Ik ben benieuwd hoeveel baby’s er dan nog worden geboren.”

Otmars zonen

Otmars zonen

Otmars zonen vertelt het verhaal van de jonge Shell-employé Ludwig Smit, die na een bezoek aan de illustere Johan Tromp op het Siberische eiland Sakhalin strandt in een sneeuwstorm. Juist nu, wanneer onderzoeksjournaliste Isabelle Orthel hem het deksel komt overhandigen van een beerput, begint Tromps daverende carrière in de oliebusiness te wankelen. Tromp – hedonist, alfaman, kroonprins van Shell, en in alles het tegenbeeld van Ludwig – schat zijn twee bezoekers volkomen verkeerd in. Peter Buwalda verkent in Otmars zonen de grenzen van de epische wereld die hij al in Bonita Avenue schiep. In de nog te verschijnen delen van zijn trilogie, De jaknikker en Hysteria siberiana, geeft hij deze wereld verder vorm.