Taaladviseur bij Onze Taal, columnist bij Nu.nl, lid van de Commissie Spelling van de Nederlandse Taalunie, tekstcorrector, 4de bij het Groot Dictee van 1995. Wouter van Wingerden (39) heeft een indrukwekkend, lang cv. In 2015 verscheen zijn boek Dat hoor je mij niet zeggen, over de talloze clichés die we in het Nederlands gebruiken.
Waarom heb je voor de titel Dat hoor je mij niet zeggen gekozen?
We wilden graag een titel die meerdere lagen heeft. Daarvoor hebben we in onze verzameling de clichés opgezocht die iets met woorden, zinnen, praten of vertellen te maken hebben. ‘Dat hoor je mij niet zeggen!’ is een veelvoorkomende reactie als je woorden in de mond gelegd krijgt. Je reageert dan vaak automatisch met precies die zin. Je meent wat je zegt, maar de vorm is standaard. Dat laatste is kenmerkend voor de ruim 1500 clichés in ons boek: heel veel mensen denken dat ze origineel zijn in wat ze zeggen, maar dat is helemaal niet zo. Niemand kan zonder die clichés, waar het Nederlands zo ontzettend zo rijk aan is. ‘Dat hoor je mij niet zeggen!’ heeft een extra laag, de ‘twist’ die we wilden: het klopt inhoudelijk niet, want clichés gebruiken we onbewust allemaal. Je kan er iedereen op betrappen.
Wat heeft je doen besluiten om dit boek te schrijven?
Het is het resultaat van een uit de hand gelopen hobby. In 2003 zijn Pepijn Hendriks, een vriend van mij, en ik gaan werken bij Onze Taal als taaladviseur. Daar staan planken vol met woordenboeken over uitdrukkingen, citaten, jargon en modetaal. Er was toen net een nieuw boek verschenen over modernere uitdrukkingen, Klare taal. Daarin zochten we naar alledaagse zinnen als ‘Het is hier geen hotel’ en ‘Het houdt op met zachtjes regenen.’ Maar die stonden er niet in. Ze zijn blijkbaar té onopvallend: het is geen uitdrukking, geen jargon en er staan alleen heel gewone woorden in. Juist door die onopvallendheid heeft niemand ze ooit in een boek bij elkaar gezet. Wij gingen lijstjes aanleggen met zulke clichézinnen en dat groeide al snel uit tot een flinke verzameling, van honderden tot meer dan duizend. Op een avond zaten we samen op een verjaardag en toen barstte het echt los. Een verjaardag is echt dé gelegenheid waar de meeste clichés bij elkaar komen.
‘Konden jullie de auto een beetje kwijt?’ ‘Ben ik de eerste?’ ‘Wat heb je open?’ ‘Waar is de jarige?’ ‘Het is maar een aardigheidje.’ ‘Als je het al hebt, dan kun je het ruilen.’ ‘Ben je al toe aan wat sterkers?’
Veel gesprekken hangen aan elkaar van de clichés. Als je erop gaat letten, merk je hoe belangrijk die zinnen zijn in onze taal. Het is niet alleen op die verjaardag, maar ook in het huishouden, tussen ouders en kinderen, op het werk, in het verkeer enzovoort. In alle situaties waar iedereen vaak mee te maken heeft, zijn clichés ontstaan. Mensen apen elkaar nu eenmaal graag na en zo komen we aan die vaste vormen. Het is eigenlijk heel fascinerend hoe zulke zinnen in hun geheel in ons hoofd zitten. Ze zijn namelijk heel letterlijk en je kunt ze ook wel op een andere manier formuleren om origineel te zijn, maar dat doen we dus niet. We grijpen altijd uit die grote voorraadbak van duizenden vaste zinnen. Toen we net met onze verzameling begonnen, hadden we het idee om over 25 jaar deze verzameling in een boek uit te brengen, maar na dertien jaar hadden we al meer dan vijfduizend clichés verzameld. Daar konden we vorig jaar een mooi boek van maken.