Hilary Mantel (Glossop, 6 juli 1952) won reeds twee keer de Man Booker Prize, allebei voor de Cromwell-trilogie. Mantel is de eerste Brit en vrouw die de prijs twee keer kreeg. De verwachtingen zijn dat ze voor het derde en laatste deel, de prijs nogmaals in ontvangst mag nemen.
Hoe zou dat voelen, zoveel erkenning? Ze vertelt het me in haar huis aan de westkust van Engeland, terwijl ze haar handen over haar buik gevouwen houdt. Bescheiden, klein, als een klein meisje. Ze gloeit als ze over haar schrijven praat. Ze heeft al talloze interviews gegeven, maar in niets oogt ze verveeld of vermoeid.
‘Buiten mijn bereik’
Hilary Mantel, ervaart u veel druk nu de eerste twee boeken zo goed zijn ontvangen?
Dat heb ik heb zelf in de hand. Ik probeer alle druk bij me vandaan te houden. De mensen willen het derde boek nu. Liever nog gisteren, maar dat kan niet. Ik scherm me af van die druk. Dit is mijn meesterwerk. Dat mag ik niet gehaast schrijven. Daarnaast werk ik nog in het theater. Dat kost veel tijd, maar helpt me enorm als schrijver.
Waar kwam uw interesse voor Henry VIII vandaan?
We hadden hem besproken op school en ik wilde meer weten. Toen ik klein was, werd er veel gepraat over mensen die overleden waren. Dat vond ik heel frustrerend. Ik heb veel mensen gemist. Ik denk dat deze dingen fascinatie bij me opwekten voor de dingen die net buiten bereik waren. Het lijkt bij geschiedkundige verhalen alsof de deur altijd openstaat, je hoeft alleen maar iets harder te duwen. Ik heb nog steeds het gevoel dat het verleden vlakbij is.