Onlangs bracht Babette van Veen haar kinderboekendebuut uit. Samen met Annelinde Tempelman maakte ze het boek Prinses Leentje en de weg naar het hart. Janneke Siebelink, hoofdredacteur van Lees Magazine, interviewde haar over dit mooie, maar toch ook stoere sprookje.
Er was eens … een klein prinsesje, dat woonde in een land hier heel ver vandaan. Het was een prachtig land, met mooie bossen, bergen en rivieren. De prinses zelf was ook erg mooi. Ze had golvend lang haar, lachende ogen en een schattig wipneusje. Leentje, want zo heette de prinses, woonde in een heus kasteel. En niet zo’n pietepeuterig nepkasteeltje, hoor! Een echt groot vorstelijk kasteel, met een ophaalbrug, een eetzaal, torenkamertjes, geheime gangen en een enorme kasteeltuin. Een ouderwets en statig kasteel.
“Het is enerzijds een super schattig en zacht sprookje, maar je zou er ook een extra laag in kunnen lezen. Dat de scheiding in het verhaal terecht kwam, is deels onbewust gegaan. Voornamelijk wilde ik een nieuw ouderwets sprookje schrijven.”
Hoe kwam je bij de naam Leentje?
Ze voelt zich alleen. Ik wil dat gevoel graag terug laten komen in de naam.
Heb jij je als kind ook vaak zoals Leentje gevoeld?
Ja, een beetje. Ik had gelukkig veel broers en zussen. Maar mijn jongere broertje liep, net als Prinses Leentje, ook echt weg. Dat deed ik niet. Ik was heel volgzaam en gedwee als kind. Niet zo eigenwijs als Leentje in ieder geval.
Je was drie toen jouw ouder gingen scheiden. Wat herinner je je daarvan?
Ik heb wel enkele levendige herinneringen aan die periode, maar het bijzondere van die leeftijd is dat het leven er gewoon is. Je hangt geen waardeoordeel aan de gebeurtenissen. Je gaat gewoon mee in de stroom van ontwikkelingen, van inpakken, verhuizen. Een jaar later hertrouwde mijn moeder en was ons gezin plotseling een stukje uitgebreid met de kinderen van mijn stiefvader. Ik kan me niet herinneren dat mijn ouders ruziemaakten. Ik kan me wel herinneren dat ik altijd aan mijn vaderskant van het bed ging staan in de ochtend voordat hij wakker werd, alsof ik zo kon voorkomen dat hij weg zou gaan. Dan zou hij eerst langs mij moeten. Er is veel verdriet geweest. Dat herinner ik me ook.
“Ont-trouwen”, zo noem je het in jouw verhaal, wanneer de papa en mama van Leentje gaan scheiden.
Het bijzondere van het schrijfproces is dat het onderbewuste boven komt drijven. Het onderwerp ‘scheiden’ is iets van dichtbij huis, iets wat ik veel om me heen zie en hoor. En met name de realisatie dat het leuker zou zijn dat ze niet weer verliefd worden, maar vrienden worden. Omdat dat ook een optie is. Zelfs als je gekwetst bent. En ik hoop dat ze dan, wanneer ouders dit boekje zouden voorlezen, misschien iets liever over de ander gaan denken. Iets milder. Ja, daar moet je wel je best voor doen. Maar de beloning is groter dan wanneer je boos blijft.