Annabel Brinkmeester presteert het om op één dag alles kwijt te raken wat haar dierbaar is: de nalatenschap van haar ouders, haar relatie, zelfs haar geliefde huis aan de Orthoskade 66. Zonder de financiële hangmat waar ze jaren in heeft gelegen, moet Annabel nu écht de mouwen opstropen en een nieuwe toekomst voor zichzelf bewerkstelligen. Maar al snel raakt ze verstrikt in twee mannen én in twee identiteiten, en stapelen de problemen zich in een razend tempo op.
Hoe ontstaat het idee van zo’n knotsgek, humoristisch, scherp en ontroerend verhaal?
“Dat idee ontstond met de vraag: wat als je alles in één klap verliest? Dan zakt de bodem toch echt onder je voeten weg. Annabel verliest haar huis, partner en geld, en ze wordt gearresteerd. Alsof dat allemaal nog niet erg genoeg is, lees je even verderop in het boek dat ze op jonge leeftijd haar ouders heeft verloren. Er komen existentiële issues aan bod: wie ben jij? Wat is je identiteit?
Ik kon tijdens dit schrijfproces goed met Annabel meevoelen. Onze dochter was net naar het buitenland vertrokken, onze zoon ging ook de deur uit en Richard zat in Australië om een toptennisser te coachen, waardoor ik echt zes weken lang alleen was thuis. Na jaren van strakke schema’s met hockeytijden en orthodontistafspraken was er opeens niemand meer om voor te zorgen. Ik vroeg me af: hoe nu verder? Als je op zo’n punt aangekomen bent ga je keuzes maken. Mijn hoofdpersoon doet dat ook, maar heeft er een handje van om steeds weer ongelukkige keuzes te maken. Zo belandt ze in de meest gênante situaties. Als schrijver schep ik de condities zo dat die verkeerde beslissingen kúnnen. Ik ben gek op gênant drama. Zonder drama geen comedy!”
Dit boek heeft zoveel verhaallijnen die aan het einde samenkomen. Hoe ga je te werk?
“Ik schrijf eerst het plot uit. Ik weet dus exact hoe het afloopt. En dan wordt het meer: hoe verstop ik mijn plotpoints? Toch een soort literaire sudoku. Halverwege het boek redt Annabel een hond door mond-op-hond beademing toe te passen. Door die daad wordt ze als een held beschouwd. Dit ‘introduceer’ ik al door haar in het begin van het verhaal in een dierenartskliniek te laten werken en haar kennis te laten maken met mond-op-hond, maar dan op een pluche hond. Zo is mijn hoofd tijdens het schrijfproces een labyrint van verhaallijnen.”
Hoe krijg jij de dialogen zo scherp en levensecht?
“Ik schrijf mijn dialogen met pen en papier. Dan zit ik veel meer in een creatieve flow en word ik niet gehinderd door bijvoorbeeld interpunctie. De connectie tussen hand en hersenen werkt voor mij heel goed.”