Header Franca Treur
Interview

Franca Treur: “Ik wil dat de lezer denkt: ze had mij in gedachten toen ze dit opschreef.”

Schrijfster Franca Treur debuteerde in 2009 met Dorsvloer vol confetti, een roman over de rol van verhalen in het leven van een boerendochter in een reformatorische geloofsgemeenschap. Dit succesvolle debuut deed veel stof opwaaien, ook in haar geboorteplaats Meliskerke waar het boek zeker niet door iedereen met evenveel enthousiasme werd ontvangen. In haar onlangs verschenen psychologische roman Hoor nu mijn stem neemt de auteur ons opnieuw mee naar die afgeschermde refo-wereld. Dit keer met hoofdpersoon Gina, een jonge, ambitieuze vrouw die in haar studententijd de kerk heeft verlaten en carrière maakt in de wereld van de media. Als een van haar oudtantes, bij wie ze is opgegroeid, ernstig ziek wordt, keert Gina terug naar haar Zeeuwse geboortedorp, waar de twee verhaallijnen, heden en verleden, prachtig samenvallen.

Na Dorsvloer vol confetti schreef je meerdere boeken waarin het geloof geen rol speelt, waarom heb je er nu toch weer voor gekozen een roman te schrijven waarin het om het geloof draait?
Door mijn debuut kreeg ik veel vragen over mijn jeugd en het geloof, en ik dacht daarna een tijdlang dat ik er wel over was uitgepraat. Daarbij, voordat ik schreef heb ik mijn refo-jeugd altijd zoveel mogelijk genegeerd. Als je jong bent, ben je optimistisch. Je verleden ligt nog te kort achter je om te kunnen doorgronden. Je kijkt vooruit en denkt dat je alles zult ontgroeien wat je dwars zit. Maar ouder worden lost gek genoeg niets op. Ineens kijk je terug en wat je dacht vergeten te zijn, ligt daar nog gewoon zoals het is achtergelaten. Mijn debuut had ervoor gezorgd dat ik op een meer open manier met mensen over het geloof ging praten. Dat gesprek is doorgegaan, ook toen ik die andere boeken schreef. Daarbij zag ik van dichtbij ook weer de mooie kanten van een kerkelijke gemeenschap. De onderlinge steun. Die ontroerde me, maar tegelijkertijd kreeg ik ook weer allerlei minder prettige gevoelens. Dorsvloer vol confetti ging vooral over de refo-cultuur, over hoe het leven is in zo'n gemeenschap. Met Hoor nu mijn stem ga ik meer de diepte in, naar de psychologische mechanismen ervan. Aan de hand van het personage Ina, die zich later Gina noemt, analyseer ik hoe het geloof impact heeft op gevoelens van schuld en schaamte, liefde en overgave. Ook onderzoek ik wat een offer nog betekent in een niet-christelijke context. Analyseren werkt verhelderend. Ik krijg er daardoor meer grip op. En door een personage te creëren heb ik alle vrijheid om er welke kant dan ook mee op te gaan.

"Om ons schoolplein stond een hek. Na schooltijd moest ik meteen die schoolbus weer in, ik kon nooit ergens in de stad blijven hangen."

Je praat over jouw jeugd in de reformatorische gemeenschap alsof die zich in een totaal afgescheiden wereld afspeelde. Was dat echt zo?
Het was inderdaad een gesloten zuil, met eigen scholen, eigen schoolboeken en eigen media. Wij hadden geen televisie, we lazen een reformatorische krant, reformatorische gezinsbladen en alleen voor het nieuws en het weerbericht ging de radio aan. Inmiddels is er in reformatorische kringen ook internet, waardoor er veel meer van de wereld binnenkomt.
Ik woonde op een boerderij, 13 kilometer van de dichtstbijzijnde stad en werd in mijn puberteit elke dag met de reformatorische schoolbus naar een reformatorische school gebracht, 35 kilometer verderop. Om ons schoolplein stond een hek. Na schooltijd moest ik meteen die schoolbus weer in, ik kon nooit ergens in de stad blijven hangen. Thuis viel ik er als enig meisje een beetje buiten, omdat ik op de boerderij niet nodig was, maar wel in de keuken, terwijl de gesprekken altijd over het boerenwerk gingen.

Waar beleefde je dan nog wel plezier aan tijdens jouw jeugd?
Er waren ook momenten dat ik volop meedeed. Met name tijdens de oogst. Heel leuk was dat. En verder las ik heel erg veel, om dingen mee te maken en om ergens anders te zijn. Met lezen en schrijven komt de reflectie, de introspectie. Ik zoek mijn toevlucht snel tot woorden als iets me dwars zit of als ik iets niet begrijp. In nieuwe situaties ben ik altijd bezig met wat de woorden betekenen

In NRC handelsblad staat de lovende recensie: “Oh, zoals Franca Treur in een luttel zinnetje een heel mens en een hele wereld kan vangen.” Is dat wat jij wil als schrijfster?
Ja, ik ben daarom geen snelle schrijver. Ik vind dat je je best moet doen de lezer echt te verleiden, en dat kan met rake analyses, verrassende observaties, door iets op zo'n manier te formuleren dat je op een andere manier naar dingen gaat kijken, met humor, maar nooit met lolligheid. Ik houd van subtiliteit. Lezen is een connectie maken met de geest van iemand anders. Dat is een van de mooiste dingen die er bestaan, maar die geest moet dan wel iets te bieden hebben.

Gina is nog maar een peuter als haar ouders een avondje weggaan en zij een nacht bij haar tantes blijft logeren. Omdat ze maar blijft huilen, besluiten de tantes dat haar ouders haar alsnog maar moeten komen ophalen. Haar ouders verongelukken als ze naar haar onderweg zijn. Ondanks dat Gina niet meer gelooft, houden zonden en schuldgevoelens haar, ook in haar volwassen leven, erg bezig. De verlossing van dit schuldgevoel is een van de sleutelscènes in het boek.
Gina voelt zich inderdaad, ook als ze allang niet meer in God gelooft, nog altijd schuldig over de dood van haar ouders, iets waarin ze is gaan geloven toen ze nog erg jong was. Dat schuldgevoel is gevoed en verzwaard door het geloof. Het doet iets met je als je iedere kerkdienst op je zonden wordt aangesproken, daar weet ik alles van. Zeker als er gezegd wordt dat je niet in staat bent tot iets goeds. En dat je daarom de eeuwige verdoemenis verdient. Je gelooft dat, omdat je je verdorven aard waar ze het in de kerk en op school over hebben ook bij jezelf herkent. In de kinderbijbel, waaruit vaak wordt voorgelezen, staat op elke bladzijde wel een vermaning als: “Kinderen, liegen jullie wel eens tegen jullie ouders? Of tegen iemand op school? Dat is heel erg. Daarmee doe je de Heere heel veel verdriet. Ga daarom op je knieën en vraag de Heere of Hij je vergeven wil. Doen hoor!”

"Voor mij is het een heel ander gevoel als ik in Zeeland kom. Het is thuis, en toch ook niet, en die spanning voel ik ook."

Toch lees ik in dit verhaal ook een bepaalde mildheid voor de tantes die haar in dit geloof hebben opgevoed, en uiteindelijk zelfs liefde.
Het gaat in dit verhaal ook om die dingen die je doet of verzwijgt om je ouders of andere familieleden te sparen. Gina vertelt haar tantes bijvoorbeeld niet dat ze bij een radioshow werkt en ze draagt zelfs een pruik om haar korte kapsel te verbloemen. Die pruik van Gina is als de rok die ik draag als ik naar mijn oma ga. Ik doe dat omdat ik weet dat ik haar met een broek verdriet doe. Dat heeft niet enkel met het geloof te maken. Ik weet dat anderen, niet-gelovigen, ook dingen doen of juist verzwijgen voor hun ouders uit loyaliteit. Uit liefde of respect. In dit boek beschrijf ik ook het proces waarin ‘thuis’ verschuift als je, net als Gina, voor een andere wereld kiest, dan die waarin je bent opgegroeid. Dat geeft spanningen, want het lijkt een oordeel over de achterblijvers. Bovendien hoor je in beide werelden niet thuis.

Aan de fraaie manier waarop jij het Zeeuwse landschap en zonlicht beschrijft, zou je denken dat je een enorme liefde voor Zeeland koestert. Klopt dat?
Grappige vraag. Ik houd ook wel van Zeeland, zoals ook de mensen die er als toerist komen dat doen. Maar zij komen voor de ontspanning, voor de stranden en de pittoreske stadjes. Voor mij is het een heel ander gevoel als ik in Zeeland kom. Het is thuis, en toch ook niet, en die spanning voel ik ook. Ik kon destijds wel erg van de duinen en de boerennatuur genieten. Ik kon zingend over de weggetjes fietsen omdat het licht zo mooi was en het gras zo groen. De schoonheid van de natuur wordt in het geloof ook gezien als een bewijs voor het bestaan van God. Zo’n fraaie schepping kan geen toeval zijn. In mijn boek ziet tante Ma ook in alles een teken van God. Maar dat komt doordat ze heel gretig is om Gods genade in haar leven aan te wijzen, want dat betekent dan dat zij door Hem uitverkoren is

Is dit boek ook een boodschap voor gelovigen of juist voor de niet-gelovigen?
Ik heb geen boodschap in mijn roman met betrekking tot het geloof. Ik ben blij wanneer zowel gelovigen als niet-gelovigen af en toe denken: “Ja, dit herken ik. Ze had mij in gedachten toen ze dit opschreef.” Uiteraard heb ik wel gedachten over religie. Ik ben er zelfs vrij veel mee bezig, uit de behoefte om er grip op te krijgen. Maar die behoefte zie ik verder niet zoveel om me heen. Er is vooral desinteresse tussen gelovigen en niet-gelovigen. Dat is ook goed. Maar als er plotseling iets speelt in de maatschappij, dan zijn de oordelen over en weer ongelofelijk ongenuanceerd. De samenleving is extreem gepolariseerd. Meer kennis en begrip voorkomt zinloos gescheld. Mijn boek kan bijdragen aan meer inzicht in de wereld van een heel gelovig iemand, al is het niet met dat doel geschreven. Ik wilde gewoon een mooi verhaal vertellen

Ben je na het verschijnen van jouw boeken nog wel welkom in jouw geboorteplaats?
Op een gegeven moment ging het verhaal dat de bakker mij geen brood meer wilde verkopen. Dat is een mythe, maar ik kreeg het langs talloze kanalen te horen. Die enkele keer dat ik bij de bakker kom, krijg ik gewoon brood mee. Er zullen vast mensen zijn die geen zin hebben om met mij te praten, maar niemand is daar uiteraard toe verplicht