Januari 2017 – De Muze is de tweede roman van Jessie Burton, die met haar wereldwijde bestseller Het huis aan de Gouden Bocht een weergaloos debuut schreef. Net als haar vorige roman duikt Burton in De Muze opnieuw de geschiedenis in. Dit keer het chaotische Spanje van de jaren dertig en het zinderende Londen van de jaren zestig. Het verhaal draait om vier vrouwen en kent meerdere thema’s waarin identiteit, liefde, obsessie, authenticiteit en bedrog de lezer tot aan de laatste pagina geboeid houden en nog lang daarna. Wat drijft deze talentvolle auteur, wat is volgens haar het belang van geschiedenis, wat is haar relatie met haar personages, hoe gaat ze om met kritiek? Deze en nog meer vragen stelde ik, Natasza Tardio in een openhartig interview met Burton die met De Muze opnieuw een fantastisch verhaal neerzet.
Schrijftalent
Jessie, in De Muze schrijf je over Londen in de jaren ‘60 en Spanje in de jaren ‘30. Was het lastig om de twee tijdperiodes en locaties met elk hun eigen taalgebruik, gewoonten en historie, vloeiend met elkaar te verbinden?
Eigenlijk ging dat vrij natuurlijk. Wanneer ik over de jaren ’60 schreef dan concentreerde ik me op die tijd en alles wat daar bij hoorde. Het taalgebruik, de mentaliteit van de mensen, de cultuur, de psychologie en de politieke gedachten die mensen in die tijd hadden, et cetera. En wanneer ik over de jaren ’30 schreef deed ik hetzelfde.
Het komt heel natuurlijk over en is goed gelukt.
Dank je wel. Het vereist wat oefening. Maar het ging grotendeels vanzelf. Ik heb er niet al te veel bij stil gestaan.
Ik las in een recensie van de Guardian dat het zorgen voor taal en woordgebruik trouw aan de tijd waarin het verhaal zich afspeelt, een uitdaging is waarin elke schrijver op een gegeven moment wel eens faalt. Zo ook in De Muze. Hoe kijk jij daar tegenaan?
De redacteur heeft haar best gedaan om het woordgebruik te checken. Wat anderen na de publicatie hiervan vinden, daar geef ik niet veel om. Soms is het niet alleen het woordgebruik, maar gaat het ook om een gevoel wat ik wil overbrengen. Als ik dan heel ouderwets taalgebruik gebruik, helpt dat de lezer ook niet echt. Dan creëer je afstand, terwijl je juist wil dat mensen in het verhaal worden getrokken.
Een van jouw karakters is de jonge Odelle Bastien die vanuit Trinidad is afgereisd naar Londen. Vol dromen en verwachtingen solliciteert ze vijf jaar later naar een baan als typiste. Eigenlijk wil ze schrijver worden, maar ze stelt deze droom uit, ook omdat ze niet echt in haar eigen talent gelooft. Heb jij altijd in jouw schrijftalent geloofd?
Ja, dat denk ik wel. Dit boek is dan ook niet een reflectie van mijn eigen onzekerheid, maar meer een onderzoek naar hoeveel je in jezelf moet geloven om je dromen te laten uitkomen. Daarom heb ik Odelle gecreëerd, die heel onzeker is voor wat betreft haar schrijfwerk, met aan de andere kant Olive die juist heel zeker is van haar talent als schilder, maar deze niet graag deelt met anderen omdat haar vader niet gelooft in een vrouwelijke kunstenaar.