In de zomer van 2016 kwam de geliefde van Geerteke van Lierop niet thuis. Hij bleek te zijn verdronken. Van Lierop beschrijft in zoekende woorden haar onbeschrijfbare verdriet, maar meer nog hoe ze het leven terug verovert na zijn dood. Met Een zee van glas schreef Geerteke echter geen rouwboek, geen boek waarin het verdriet de hoofdrol speelt, maar de liefde voor het leven prevaleert. Hoe ze betekenis vond in kleine en grote dingen en hoe verlies het leven juist dichterbij kan brengen. Hoe ook scherven kunnen glinsteren. En over dat je in een relatie de ander niet voor altijd hebt, maar dat je met een beetje geluk enige tijd met elkaar mee mag varen. Met Een zee van glas schreef Geerteke een ode aan het leven.

Interview met Geerteke van Lierop: “Dankzij dit boek geef ik een betekenis aan zijn dood.”
Met Kerst zou ik zwanger zijn, beloofde hij me. Waar is hij nou? Niemand die zijn naam noemt. Zelfs mijn familie zwijgt, uit angst om het verkeerde te zeggen. Uitgeveegd, uitgevlakt. Voor hen is hij onzichtbaar. Voor mij is hij hier, meer dan herinnering.
Het is twee jaar geleden dat het ongeluk plaatsvond. Het is niet dat ik van plan was om een boek over deze ervaring te schrijven. Schrijven is wel altijd een manier geweest om mijn gedachten en gevoelens te ordenen. Op een bepaald moment zei een vriend, die ik al enige tijd niet had gezien, tegen me: “Hoe jij hier nu over dit onderwerp praat, zo zou je er over moeten schrijven. Dit is belangrijk. De dood hoort bij het leven.” Toen Bas overleed, ging er voor mij een nieuwe wereld open die ik niet kon delen met mijn omgeving. Mensen zeiden: “Jullie waren nog niet zo lang samen.” We hadden net besloten dat we samen een kind wilden. We waren bezig met een toekomst op te bouwen. Liefde kent geen tijd.
Het leven loopt. Dat besluit ik ook te doen. Doelloos loop ik de tijd in, net zo lang tot het leven weer terugkomt. Op een bepaald moment zal duidelijk worden waartoe dit leidt. “Wandelen is het beste medicijn,” zei Hippocrates. Lopend komen de vragen. Lopend komen er nieuwe klanken uit mijn keel. De toekomst met hem is voorbij. Voorgoed. Ik wil zo graag begrijpen wat niet te bevatten is. Dit verlies wil ik ombuigen naar iets moois. In de hoop op een antwoord, een nieuwe richting, stap ik door. Ik gebruik hem als mijn kompas.
Ik had honger naar schoonheid. Alles was zo donker en lelijk. Zijn dood. Zo zinloos. Ik voelde me verminkt. Mijn vrienden waren bezig met vragen als “Zullen we een derde nemen?”. “Gaan we de stad uit?”. Ik wilde die verhalen graag horen, anders voelde ik me nog meer buitengesloten, maar ik kon er niet in mee gaan. Ik voelde me zo alleen. Al die toekomstplannen. Mijn toekomst was weg. Terwijl we net bezig waren met de volgende stap. Een kindje. Een huis. Weg. Ik moest mezelf opnieuw definiëren. De wereld was niet veranderd. Mijn blik op de wereld wel. Ik was meer verbonden met Bas dan ik dacht. Mijn hart was gebroken. Mijn lichaam was gebroken. “Wie ben ik?’’. Ik moest goed voor mezelf zorgen. Eten. Al kreeg ik geen hap door mijn keel. Slapen. Al had ik iedere nacht weer nachtmerries waarin ik hem zocht in het water. Mijn werk heeft me geholpen. Ik móest wel presteren, een knop omzetten. Ik wilde Bas trots maken. Wandelen, in de natuur, de nietigheid ervaren. Maar ook in de stad, de anonimiteit, was voor mij de sleutel. En kunst. Het werd een soort therapie voor mij. Het laat me naar binnen en naar buiten kijken. Wat deed ik eigenlijk al die tijd voordat Bas overleed? Ik moest alles opnieuw op waarde schatten. Mijn werk en mijn vrienden. Ik moest mezelf opnieuw verhouden tot de wereld. Hoe beweeg ik mij voort zonder Bas, maar mét het verlies. Ontheemd, dat is een goed woord. Niets was meer vanzelfsprekend.
Ik loop over het eiland. Het water verkleurt. In elke boot, elke rimpeling, zie ik hem, denk ik aan hem, mis ik hem. Nooit meer voel ik zijn warmte en liefde op mijn huid. Om vrijheid te voelen wilde hij het liefst varen. Vrijheid was voor hem de boot, de kracht van het water, de wind, het pruttelen van de motor. Op het water was hij wendbaar, sterk en licht. Vanaf het water verstilde de tijd en leken alle mensen op de kade gejaagd en opgejaagd, racend tegen de tijd in, net als ik. “Wij hebben alle tijd,” zei hij. Hij leerde me te vertragen, langzamer te lopen, te genieten van elk moment. Het water was zijn lust en ontnam hem zijn korte leven. “Pijn is liefde, onthoud dat. De pijn slijt niet en dat wil je ook niet,” zegt een kennis op straat, die al lang geleden zijn vader heeft verloren. Ik hoor er nu bij. We hebben een verbond.
Een vriendin verloor haar ouders. Haar heb ik twee kaarten gestuurd en een aantal keer gebeld. Ik heb er verdriet om gehad, maar mijn eigen leven nam het snel weer over. Ik vroeg er steeds minder naar, ook uit angst om het verkeerde te zeggen. Dat zou ik nu anders doen. In het begin is alle aandacht overweldigend. Veel. Mooi. Maar het wordt heel snel stil. Na drie maanden stopte het bij mij. En juist dan heb je je vrienden en familie nodig. We vullen het graag voor de ander in. De meesten vroegen er niet meer naar, terwijl ik er juist over wilde praten. Door over Bas te praten, blijft hij in mijn leven. “Hoe gaat het nu?” Een zinnetje kan genoeg zijn. Kleine gebaren.
Mensen willen me troosten. “Heb je het al een plekje gegeven?” “Het is zuur, je moet er gewoon even doorheen.” “Het slijt.” “Je wordt alleen belast met verdriet dat je dragen kunt.” “Het kost een jaar. Je moet de eerste vier seizoenen zonder hem doorstaan.” “Moet je je eicellen niet laten invriezen?” “Het zou fijn zijn als je niet meer zo verdrietig wordt als je aan hem denkt.” “Ik kan het me zo goed voorstellen. Toen het uitging met mijn vriend heb ik me ook zo alleen gevoeld.”
De omgeving, je vrienden en familie willen het oplossen. Jouw pijn wegnemen. Maar dat gaat niet. De pijn moet de ruimte krijgen om het te kunnen dragen. Hoe goed de bedoelingen ook zijn. Het is onmacht. Tegelijkertijd willen ze ook zichzelf geruststellen. Ik vertegenwoordig het noodlot, de sterfelijkheid. Ik voelde me besmet. Op dat woord heb ik veel reacties van lezers gekregen. “Ik voel me niet meer alleen. Dát woord beschrijft precies hoe ik me voelde. Besmet. Een drager van het ongeluk.” Mannen, vrouwen, oud, jong. Zij ervaren hetzelfde ongemak in hun omgeving. Iedereen voelt zich alleen in zijn verdriet. Daarom heb ik voor een universeel verhaal gekozen waar velen zich in kunnen herkennen. Iedereen maakt verlies mee. Het verlies van je gezondheid. Je baan. Je land. Je kind. Een dierbare. Een onvervulde kinderwens. Verlies en rouw kent vele gedaanten.
In het westen weten we niet goed hoe we met de dood om moeten gaan. We verbergen het. Kinderen worden weggehouden bij begrafenissen. Er staan hoge heggen om begraafplaatsen. We verbinden rouw ook aan tijd. Wij hebben de maakbaarheid van het leven zover doorgevoerd dat er geen ruimte is voor de dood. Maar je hebt geen controle over dat moment. Je weet dat het komt, alleen niet wanneer. Ik heb een tijdje in India gewoond, ik gaf daar les. De dood is daar overal aanwezig. Op straat. Het is een onderdeel van het leven. Het is geen eindpunt. Ik werd wakker door het overlijden van Bas. Door de breuk, voel ik me meer verbonden met het leven. Ik heb zijn blik erbij gekregen, zijn rust, zijn vertraging. Zijn verwondering over het wonder dat het leven is. Het verdriet zal nooit echt slijten. Maar dat hoeft ook niet.
Ik haal de nieuwe bril op die ik vorige week met hem heb uitgekozen. Als ik mezelf met het zwarte montuur in de spiegel bekijk, wordt mijn beeld troebel. De vrouw die me helpt poetst mijn tranen van de glazen en verstelt de poten van het montuur. Haar warme blik en haar zwijgen troosten me. Ontmoetingen met vreemden tillen me op, onverwachts.
Aan die toevallige ontmoetingen met vreemden heb ik heel veel gehad. Misschien omdat er geen wederzijdse verwachtingen zijn. Het is slechts een moment. Je bent niet alleen. Laat mijn boek zo’n toevallige ontmoeting voor iemand zijn. Dat ik via dit verhaal een handreiking kan zijn, zoals ik die van vreemden heb gekregen. En dat ik hiermee over kan brengen: er komt weer licht. In het boek is veel witruimte, niet te veel afbrekingen. Ik wilde een venster openzetten. Net als een kunstwerk. Ruimte bieden voor een eigen verhaal. Lucht en licht. Kaal, maar niet te abstract. Een dun boek, niet te zwaar. Zoekende zinnen, zo noem ik de meer poëtische passages. Ik zoek met woorden. En ik wilde niet enkel een boek over rouw schrijven, maar over het leven. En dat het mooi is. Het is een boek voor iedereen en niet alleen voor de mensen die een dierbare hebben verloren.
Ik heb geprobeerd woorden te geven aan iets waar geen woorden voor zijn. Zoals het boek Verdriet is het ding met veren. Er staat een passage die bestaat uit een paar zinnen: "Ik mis mijn vrouw. Ik mis mijn vrouw. Ik mis mijn vrouw.” De zinnen zijn doorgestreept. Ik had alle zinnen in mijn boek ook door kunnen strepen.
Een man in een koffietent vraagt waar ik vandaan kom en hoe lang ik in Londen blijf. Ik kan het nog. Contact maken. Ik doe weer mee met het leven. Zou hij iets aan me zien? Ondanks de aardbeving sta ik nog overeind en herken ik de twinkeling in zijn ogen. Sprankel ik nog?
Zou ik ooit nog plezier kunnen hebben? Kunnen lachen? Ik was zo bang dat ik gek zou worden. Maar de momenten dat je wordt opgetild uit de zee, uit de golven, komen met het verstrijken van de tijd steeds vaker voor. Steeds langer blijf je boven. Al heb je soms het gevoel van niet, als je middenin de storm zit. Er komt veel moois op me af nu het boek is gepubliceerd. Mensen sturen me bijzondere reacties. Zoals deze, die voor mij weergeeft wat ik met het boek wil laten zien, namelijk hoe waardevol het leven en de liefde is en de schoonheid van het leven: “Een zee van glas raakte het verdriet aan dat in mij zat, en helpt mij om de liefde te koesteren en met een open hart te leven.”
Onlangs was ik op een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger waar ik in gesprek ging met hulpverleners, samen met Johan Maes, een rouwtherapeut. Ik voel me verwant met zijn gedachten over rouw. Hij zegt dat rouw geen eindpunt kent of hóeft te kennen. Vele andere boeken gaan uit van een bepaalde periode en bepaalde fasen. Daar werd ik juist onzeker van, omdat ik nog steeds bepaalde gevoelens had die ik - naar mijn idee – volgens die literatuur niet meer zou mogen of hoeven voelen. Er wordt waarde gekoppeld aan tijd. “Als je een keer alle vier seizoenen alleen hebt beleefd…” Maar zo is het niet. We leggen zo een norm op. Het gaat steeds beter, maar buiten is het alweer herfst. En dan denk ik: weer een herfst alleen. Dit is trouwens geen oproep hè!
Ik wil hem zo graag spreken. Nog één keer zijn stem, zijn ogen, zijn lichaam. Herinneringen zijn aan het vertroebelen. Ik kan hem niet meer ruiken en steeds moeilijker zien. Zijn stem ben ik bijna kwijt. Onbeduidende meningsverschillen, een blik, zijn geruite bloes met korte mouwen, komen soms bovendrijven. Brokkelige momenten die met de tijd uit mijn geheugen vallen.
Je zoekt naar houvast. Tijd werd een obsessie. Iedere 28ste van de maand. Soms voelde het heel lang. Soms voelde het als drie dagen geleden. De tijd wordt opnieuw ingesteld. Het verleden duikelt via het heden over de toekomst. Je wilt de herinneringen bij je houden. Maar de toekomst is er ook. Al zal die nooit worden wat je voor ogen had. En tegelijkertijd zit je in een donkere tunnel, zoals ik probeer te beschrijven met Passage: een twaalf meter lange en twee meter hoge tunnel van beeldend kunstenaar Antony Gormley. Claustrofobisch. De tijd krijgt een andere betekenis. Bas zal altijd Bas blijven op het moment in de tijd dat ik hem verloor. Hij zal niet ouder worden. Als ik hem nog een keer mocht spreken? Ik zou zeggen: “Ik heb je oneindig lief. Dank je wel voor je eindeloze liefde.”
Over Geerteke

Over Geerteke
Geerteke van Lierop (1980) studeerde af in Moderne Nederlandse Letterkunde aan de VU in Amsterdam en volgde theateropleidingen in Amsterdam en Londen. Ze is naast actrice in diverse films en tv-series een veelgevraagd presentator en coach.
Wil je altijd op de hoogte zijn van de boeken binnen jouw favoriete genre? Stel je voorkeur in en ontvang updates.