De klok aan de muur staat al een tijdje stil op kwart voor zes. Een grote kerstboom zonder versiering in de erker. Verschillende potjes pindakaas en nog wat hagelslagpakken op tafel en het aanrecht. Pakjes noodlesoep en een pan: “We houden allebei niet van koken en doen het dus allebei maar een beetje”, zegt Mike. Zijn lief doet achter hem net de gordijnen dicht, schudt nee en zegt geluidloos: “Ik doe dat dus altijd.” Aangename, lichte chaos waar iedereen zichzelf mag zijn, de hond samenleeft met de kat. “Het is een beetje een rommeltje, maar dat is hoe wij het graag hebben,” zegt Mike als hij aan de eetwerkkeukentafel komt zitten. Een gesprek over verlies, de zee bij Zeeland, mediteren en een tante uit Ierland die per boot naar China vertrok.
Je hebt hard gewerkt de laatste tijd...
Ja, ik ben ontzettend druk geweest. De voorstelling Leven in het lied van Mylou Frencken geregisseerd, Podium Witteman gedaan, de cd Mike kwadraat gemaakt. Ik heb concerten gegeven en mijn boek gepromoot. Tussendoor nog een hondsmoeilijk pianoconcert ingestudeerd, Rachmaninoff 2. Ik heb best behoefte aan even vakantie.
Je boek, Tril, is een audiografie over het achteruitgaan van je gehoor.
Al sinds mijn zeventiende heb ik last van lawaaidoofheid, maar de laatste jaren merk ik dat het erger wordt. Het volume van de autoradio schuif ik verder open, de televisie zet ik veel te hard. Dan staat hij op 40 en draait mijn vrouw hem terug naar 20, dat is voor haar dan al meer dan genoeg. En in de studio kan ik eigenlijk niet meer beoordelen of een opname goed is, dat moet ik nu echt aan anderen overlaten. Ook heb ik een paar vervelende ervaringen met bigbands gehad. Die speelden zo hard, dat ik zelf op de piano volkomen de weg kwijtraakte. En op straat moet ik oppassen met oversteken. Dan rijdt er ineens een Tesla voor me langs, die heb ik dan echt niet aan horen komen.
Dat steeds minder goed kunnen horen lijkt me, als je muzikant bent, bijzonder lastig.
Dat is het ook. Maar het is niet zo dat ik in zak en as zit; ik ben er al jaren aan gewend. Maar geluid is alles voor mij. Mijn auditieve kant is veel meer ontwikkeld dan mijn visuele. Al van jongs af aan ben ik gefocust op geluid, op trillende lucht die je hoofd binnenkomt. Als kind speelde ik nummers van de radio na. Maar niet alleen muziek, ook het stuiteren van een voetbal op straat en het geschreeuw van een meeuw fascineerden me. Ik verzon zelfs nieuwe geluiden.
Stagneert de achteruitgang van je gehoor? Of wordt het steeds erger?
Het zit wel in de familie, dus ik kan zien welke kant het opgaat. Mijn moeder is behoorlijk slechthorend, en mijn vader is echt doof, die draagt een gehoorapparaat en gebruikt daarnaast een apparaatje waarmee hij jouw stem van de herrie eromheen kan onderscheiden. Voor mij is het bijvoorbeeld ook al onmogelijk om naar een kroeg te gaan. Ik kan het onderscheid tussen de stemmen van mijn vrienden aan de stamtafel en het geroezemoes eromheen soms echt niet meer maken. En in een restaurant een tafelgesprek voeren is een kwelling.
Zijn er oplossingen voor?
Er zijn de laatste jaren veel betere gehoorapparaten, dus er is hoop. Maar dit is alleen voor het volgen van gesprekken, naar muziek luisteren gaat echt niet. Het geluidsbeeld is niet goed, omdat een gehoorapparaat op stemmen is afgesteld. Daarom aarzel ik enorm om zo’n apparaat te gaan dragen. Maar er is nu iets wat je kunt instellen voor een bepaalde situatie: met een vriend aan tafel, in een café, buiten in de vrije natuur, dat is waanzinnig.