Roos Schlikker, columnist voor onder meer het Parool, Intermediair en LINDA. schreef al eerder boeken, maar nog nooit een roman. In Huisje, boompje, beest staat het leven in de Vinex-wijk op z'n kop wanneer er een vermeende pedofiel komt wonen. Hoe gaan de gezinnen die er wonen daarmee om? Janneke Siebelink, hoofdredacteur van online magazine lees.bol.com, spreekt Roos over Vinex-wijken, fictie versus non-fictie en de ondraaglijkheid van het gewone leven.
Als je iets maakt, moet je ook ergens tegen kunnen, want je kunt verwachten dat er mensen zijn die er wat van vinden
Gefeliciteerd met je romandebuut. Je hebt al wel drie andere boeken gepubliceerd. Vind je dit dan toch spannend?
Ja, dit vind ik veel enger en ik voel me kwetsbaarder, want het is out of my comfortzone. Mensen kennen mij vaak als columnist en ze weten niet dat ik fictie schrijf. Dus ze moeten misschien ook wennen aan mij als fictieschrijver. En het is mijn eerste roman. Het voelt wel heel naakt, hoor. Ik kan er wel stoer over doen, maar dat doe ik niet. Het voelt gewoon hartstikke spannend.
Marion Pauw zei: "Ik wil echt nooit meer fictie schrijven. Het is hartstikke leuk, maar ik trek die kritiek niet. Mensen zijn zo genadeloos."
Ik heb daar af en toe echt buikpijn van. En ik probeer te onderzoeken waar dat nu aan ligt, want ik denk ook: doe niet zo fragiel en kwetsbaar. Als je iets maakt, moet je ook ergens tegen kunnen, want je kunt verwachten dat er mensen zijn die er wat van vinden. En als ze het allemaal prachtig vinden, dan hoor je het heel graag, maar als ze het niet leuk vinden, kruip je het liefst in een holletje. Zodra er iets hards of onaangenaams over wordt gezegd, kan ik al snel denken: zie je wel, ik kan dit niet, het is allemaal een grote mislukking, een grote vergissing. Maar ik denk dat het heel erg jammer en stom is om een boek niet te schrijven omdat je bang bent voor kritiek.
Het is natuurlijk ook subjectief. Je zit er niet naast als iemand het boek leest, dus je weet niet wat iemand ermee gaat doen in zijn gedachten, of diegene wel begrijpt wat je wil zeggen.
Of hij je wel begrijpt, of hij niet gewoon een rotdag heeft gehad op zijn werk en denkt: wat een stom gelul. En je bent er lang mee bezig, dat scheelt ook. Bij een column wil ik ook dat mensen het mooi vinden, maar als ze deze week denken: wat een stom stukkie, en volgende week: wat een leuk stukkie, is dat rotstukkie weer vergeten.