Twintig jaar geleden verscheen Harry Potter voor het eerst in Nederland op 20 augustus 1998. Inmiddels zijn er wereldwijd meer dan 500 miljoen boeken van verkocht, in meer dan 80 talen. En nog altijd komen er meer bij. Sinds de publicatie van het eerste boek, Harry Potter en de Steen der Wijzen (30 juni 1997) heeft de serie internationaal veel aandacht gekregen. Hoe lovend de kritieken ook waren en nog altijd zijn, niet iedereen is even gelukkig met de door Rowling gecreëerde wereld; volgens sommige christenen zijn de boeken bijvoorbeeld verderfelijk. Volgens hun interpretatie van de bijbel is magie, in welke vorm dan ook, verkeerd. In Nederland en België is er echter weinig openbaar protest tegen de boeken. In Amerika is het echter anders: daar worden ze soms zelfs verbrand, vooral als er nieuwe delen werden/worden uitgegeven. Een ander kritiekpunt waar conservatieve christenen over vallen, is de homoseksuele geaardheid van professor Perkamentus, waar in het laatste deel vaag op wordt gehint en hetgeen Rowling expliciet heeft bevestigd. Enfin… laten we vooral de talloze kinderen (en volwassenen) voor ogen houden die dankzij de fabeltastische verhalen van Rowling onvergetelijke uren in een magische wereld kunnen doorbrengen, dankzij haar wonderlijke creaties voor even kunnen ontsnappen aan hun eigen werkelijkheid. Daar zijn boeken immers voor bedoeld, zoals Rowling zelf ook zegt: “Read as much as you possibly can. Nothing will help you as much as reading.”

J.K. Rowling en Harry Potter: twintig jaar magie
Bij deze een bloemlezing uit een groot interview met J.K. Rowling dat ook in boekvorm is verschenen in 2000 bij Rubinstein (Een interview met J.K. Rowling). De auteur die niet alleen vele kinderen inspireert met haar verhalen, maar ook velen met haar eigen levensverhaal.
Wanneer kreeg u voor het eerst het idee voor Harry Potter?
Mijn vriend zou naar Manchester verhuizen en wilde dat ik meeverhuisde. Tijdens de treinreis naar Londen, nadat we het hele weekend in Manchester naar een flat hadden gezocht, maakte Harry opeens zijn opwachting. Ik heb nog nooit zo’n enorme golf van opwinding gevoeld. Ik wist metéén dat het ongelooflijk leuk zou zijn om te schrijven. Ik had destijds nog niet het idee dat het een kinderboek zou worden - ik wist alleen dat ik een jongetje had leren kennen, Harry. Tijdens die treinreis maakte ik ook kennis met Ron, Haast Onthoofde Henk, Hagrid en Foppe. Het beste idee van mijn leven maalde door mijn hoofd, maar ik had geen pen bij me! En ik ging nooit ergens heen zonder pen en papier. Ik kon het niet opschrijven en was daarom gedwongen het uit te denken en volgens mij was dat juist goed. Ik werd overspoeld door massa’s details en als die de treinreis niet overleefden, waren ze het herinneren waarschijnlijk niet waard. Ik concentreerde me in eerste instantie op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Ik had een school in mijn hoofd waar orde heerste maar ook immens gevaar en waar de kinderen beschikten over vaardigheden waarmee ze hun leraren de baas konden zijn. Logischerwijze moest die zich ergens in een afgelegen gebied bevinden en al gauw bedacht ik dat dat Schotland moest zijn. Ik denk dat dat een soort onbewust eerbetoon was aan het land waar mijn ouders waren getrouwd. Mensen zeggen vaak dat ze weten waar ik Zweinstein op gebaseerd heb, maar dat hebben ze mis. Ik heb nog nooit een kasteel gezien dat op mijn eigen voorstelling van Zweinstein lijkt. Toen ik die avond terug was in mijn flatje, begon ik het op te schrijven in een klein, goedkoop schrift. Ik maakte een lijst van de vakken die ze daar zouden leren - ik wist dat het er zeven moesten zijn. Eerst kwam de personages en daarna moest ik namen verzinnen die bij hen pasten. Gilderoy Lockhart (Gladianus Smalhart) is een goed voorbeeld. Ik wist dat zijn naam indrukwekkend moest klinken. Toen ik zat te bladeren in het Dictionary of Phrase and Fable - een uitstekende bron van namen - stuitte ik op Gilderoy, een knappe schotse struikrover. Precies wat ik zocht. En later zag ik de naam Lockhart op een monument voor gesneuvelden uit de Eerste Wereldoorlog. Samen drukten die precies uit wat ik me voorstelde van dat personage.
Heeft u broers en zussen?
Eén jonger zusje. Het allereerste dat ik me kan herinneren, is de geboorte van mijn zus. Ze is iets minder dan twee jaar jonger dan ik. Op de dag dat ze werd geboren, gaf mijn vader me speeldeeg om me bezig te houden, terwijl hij de slaapkamer in en uit draafde. Ik kan me niet herinneren dat ik de pasgeboren baby heb gezien, maar ik weet nog wel dat ik het speeldeeg opat.
Waren boeken belangrijk bij u thuis?
Nog een herinnering uit mijn vroege jeugd is toen ik de mazelen had - ik zal een jaar of vier zijn geweest - en mijn vader me voorlas uit The Wind in the Willows (De Wind in de Wilgen). Ik kan me niet herinneren dat ik me ziek voelde ofzo, alleen dat ik in bed lag en naar die verhalen luisterde. Mijn ouders hielden allebei veel van lezen. Vooral mijn moeder verslond boeken. Ze was echt een boekenmens en was het gelukkigst als ze ergens lekker zat te lezen. Dat heeft veel invloed op me gehad. Ze kwam uit een leraarsgezin en ik denk dat mijn vader haar voorbeeld heeft gevolgd.

Rowling werd benoemd tot de meest invloedrijke vrouw in Groot-Brittannië en haar vermogen wordt geschat op 600 miljoen pond. Het ging Rowling echter niet altijd zo voor de wind. Voor Rowling begon met het schrijven van Harry Potter en de Steen der Wijzen, maakte zij een heftige periode door. Haar huwelijk strandde, haar moeder stierf na een lang ziekbed en Rowling zelf leed aan een heftige depressie. (Haar depressie was later de inspiratie voor de ‘Dementors’ in de Harry Potter-boeken.) Rowling schreef haar eerste boek terwijl ze van een uitkering leefde. Na twaalf afwijzingen, vond ze eindelijk een uitgever.
Wat herinnert u zich van uw schooltijd?
Mijn eerste school was aan de rand van Bristol en ik vond het er heerlijk, al kan ik me herinneren dat, toen mijn moeder me tijdens mijn allereerste schooldag tussen de middag kwam halen om thuis te gaan eten, ik dacht dat dat het was, dat mijn schooltijd erop zat en dat ik niet terug zou hoeven gaan. De dorpsschool in Tutshill was véél ouderwetser. Echt de tegenpool van de vooruitstrevende school waar ik aan gewend was. Je plaats in de klas was afhankelijk van je intelligentie en na tien minuten zette de lerares me al in de ‘domme’ rij. Een aantal mensen heeft invloed gehad op het personage van Sneep in mijn boeken en daar was zij er zeker een van. Ik vond het er echt doodeng. We moesten elke dag sommen maken - hoofdrekenen - en die eerste dag kreeg ik een één min. Maar ik had nog nooit breuken gehad! Ik geloof dat die lerares later wel een hogere dunk van me kreeg, maar daar moest ik erg mijn best voor doen. Net als op die breuken.
Hoe was het op de middelbare school?
Die beviel me een stuk beter, maar ik werd vooral beïnvloed door juffrouw Shepherd, mijn lerares Engels. Ze was streng en kon behoorlijk sarcastisch zijn, maar ze was heel consciëntieus. Ik had echt respect voor haar, omdat ze met hart en ziel overtuigd was van het belang van lesgeven. Ze was ook mijn eerste kennismaking met een ander soort vrouw, denk ik. Ze was heel intelligent en feministisch. Haar aanpak was ongelofelijk no-nonsense. Ik kan me herinneren dat ik poppetjes zat te tekenen toen ze iets uitlegde en ze tegen me zei dat dat onbeleefd was. “Maar ik luister,” zei ik en zij hield vol dat het toch onbeleefd was. Dat is me altijd bijgebleven, Ze zei nooit gewoon ‘Laat dat.’ Haar aanpak maakte veel meer indruk. Dus ik hield echt van Engels. Juffrouw Shepherd was heel erg gespitst op structuur en grammatica en we mochten nooit ook maar een beetje slordig zijn. Ik las destijds al veel, maar toch was het goed om duidelijk uitgelegd te krijgen wat een tekst tempo en structuur gaf. Ik heb veel van haar geleerd en we hebben nog steeds contact. Ze was de enige docent die ik ooit in vertrouwen heb genomen. Ze riep vertrouwen op. Toen Harry Potter en de steen der Wijzen verscheen, stuurde ze me een brief via Bloomsbury, de uitgever. Haar opmerkingen waren waardevoller dan welke krantenrecensie dan ook, omdat ik wist dat ze nooit iets geschreven zou hebben als ze dat niet echt meende. Ze was de vleesgeworden integriteit. En ze vond het boek nog goed ook.
Dachten uw leraren dat u ooit schrijfster zou worden?
Misschien had juffrouw Shepherd wel geloofd dat ik schrijfster zou kunnen worden, maar ik denk niet dat ze het verwachtte. Zelf wilde ik altijd, altijd schrijfster worden, maar die brandende ambitie heb ik nooit met iemand gedeeld. Toen ik een jaar of zes was schreef ik een boek - gewoon een klein verhaaltje - en toen het af was dacht ik, nou, dat kan uitgegeven worden. Zelfs toen reikten mijn ambities al zover. Op mijn zesentwintigste was ik een stuk minder arrogant. Ik dacht niet dat ik ook maar de minste of geringste kans had om ooit iets te publiceren.

De titel van het boek Harry Potter and the Philosopher's Stone is in de Verenigde Staten Harry Potter and the Sorcerer's Stone, omdat de uitgever vreesde dat de Amerikaanse jeugd afgeschrikt zou worden door een verwijzing naar filosofie in de titel. Sommige typisch Engelse uitdrukkingen of benamingen zijn ook veranderd in de Amerikaanse versie. Bij de film is dit idem dito.
Kunt u beschrijven hoe u was als kind?
Ik was altijd erg onzeker, een echte tobber, maar probeerde dat te verbergen achter een soort geveinsde zelfverzekerdheid. Op mijn elfde of twaalfde was ik misschien een klein beetje Hermelienachtig. Ik had altijd het gevoel dat ik moest presteren. Ik moest altijd als eerste mijn hand opsteken en altijd gelijk hebben. Misschien kwam dat omdat ik altijd vond dat mijn zus veel knapper was dan ik. Waarschijnlijk wilde ik dat op de een of andere manier compenseren. Naarmate ik ouder werd, werd ik gelukkig ook iets relaxter, hoewel ik nog steeds een tobber was. Dat ben ik trouwens nog steeds. Ik bofte enorm dat ik zulke goede vrienden en vriendinnen had. Dat was vooral belangrijk tijdens mijn tienertijd, toen mijn moeder multiple sclerose kreeg. Iedereen die zoiets heeft meegemaakt, weet wat een effect dat op je hele leven heeft. Vrienden werden toen nog belangrijker, om mee te praten en in vertrouwen te nemen.
Wat las u?
Ik weet nog dat ik heel veel Noddy las met mijn moeder. Zij was een grote fan van Enid Blyton, maar ik niet. De boeken van de Famous Five (De Vijf) heb ik wel gelezen, of in elk geval een aantal, maar verder weinig. Ik was dol op de boeken van Richard Scarry. Dat eerste boekje dat ik schreef was een schaamteloze imitatie. Ik heb een aantal van die boeken uit mijn jeugd bewaard en mijn dochter vind ze ook mooi. Ik werd volkomen geobsedeerd door paarden en had op mijn achtste ene plaatjesboek van Anna Sewells Black Beauty. Ik huilde nog steeds tranen met tuiten als ik dat las. Op mijn achtste las ik ook Little Women van Louisa May Alcott en daarmee begon mijn Little Women-periode. Een paar maanden lang wás ik Jo March. Maar mijn favoriete boek was The Little White Horse van Elizabeth Goudge. Waarschijnlijk had het iets te maken met het feit dat de heldin helemaal niet knap is, maar het is ook een goed opgebouwd en intelligent boek en hoe vaker je het leest, hoe intelligenter het wordt. Misschien heeft dat meer invloed gehad op Harry Potter dan enig ander boek. De schrijfster vertelde altijd in detail wat haar personages aten en daar hield ik van. Je hebt waarschijnlijk wel gemerkt dat ik ook altijd beschrijf wat er gegeten wordt op Zweinstein.
Het belangrijkste was dat er nooit een boek verboden of gecensureerd werd, behalve één keer. Toen had ik een boek cadeau gekregen dat een spin-off was van de tv-serie The New Avengers (De Wrekers). Het had een heel gewelddadig begin dat me echt van streek maakte en ik was blij toen mijn moeder zei - dat was de enige keer - dat ik het niet meer mocht lezen. Afgezien daarvan lazen we alles wat maar voorhanden was. Op mijn elfde en twaalfde las ik Pride and Prejudice van Jane Austen en op mijn veertiende Vanity Fair van Thackeray. Ik besef dat dat wijsneuzig klinkt, maar die boeken stonden er en dus las ik ze. Ik was net mijn moeder. Ik las alles, het maakte niet uit wat. Zelfs nu, als ik op een vreemde wc kom van iemand die zo onattent is geweest om niet voor boeken te zorgen, lees ik de labels op de potjes die er staan. Ik had een tante die lector was bij Mills en Boon, de uitgevers. Ze las manuscripten voor hen en gaf die aan mij door, zodat ik allemaal van die historische romannetjes kreeg, die ik ongeveer in één uur uitlas. Ik weet nog dat ik mijn eerste James Bond las toen ik negen was - Thunderball van Ian Fleming - en dat ik gefascineerd werd door de Bloody Mary’s die ze dronken. Er was iets geweldigs aan drankjes met tomatensap en tegenwoordig ben ik dol op Bloody Mary’s. We boften echt ontzettend als kinderen, we kregen heel veel boeken cadeau.
Wat leest u tegenwoordig graag?
Ik hou vooral van romans en biografieën. Ik ben een beetje geobsedeerd door de Kennedy’s, de familie van president John F. Kennedy. Een van mijn boekentournees door Amerika begon in Boston en ik wilde per se een omweg maken naar het Kennedy Museum dat ze daar hebben. Ik zat maar door te ratelen over de Kennedy’s tegen mijn chauffeuse en vlak voor we er waren, zei ze dat ze vroeger uit was geweest met Teddy Kennedy. Wat ze me allemaal niet had kunnen vertellen als ik haar maar de kans had gegeven… De schrijfster die de meeste invloed op me heeft gehad, is ongetwijfeld Jessica Mitford. Mijn oudtante gaf me Hons and Rebels toen ik veertien was en ze werd meteen mijn heldin. Ze liep van huis weg om in de Spaanse Burgeroorlog te vechten en nam een camera mee die ze op rekening van haar vader had laten zetten. Ik wou dat ik het lef had gehad om zoiets te doen. Ze had ongelooflijk veel morele moed en heeft ook dingen gedaan waar fysieke moed voor nodig was, als activiste voor de mensenrechten. Ik ben gek op haar gevoel voor humor en haar enorme onafhankelijkheid. Ze nam het op tegen haar familie, die schatrijk was en vond dat meisjes eigenlijk geen opleiding nodig hadden en ze preekte niet alleen, maar bracht haar hartstocht ook in de praktijk. Ik vind het ook geweldig dat ze sommige adolescente trekjes nooit ontgroeid is en haar oorspronkelijke politieke idealen haar hele leven trouw is gebleven - ze was een autodidactische socialiste. Ik heb alles gelezen wat ze geschreven heeft en zelfs mijn dochtertje naar haar genoemd.

Rowling heeft een prequel van 800 woorden geschreven over James Potter en Sirius Zwarts die achternagezeten worden door twee Dreuzelagenten. Ze krijgen echter al snel te maken met Dooddoeners. Rowling schreef het korte verhaal speciaal voor een veiling die geld inzamelde voor de strijd tegen dyslexie in Londen op 10 juni 2008. De veiling bracht 31.000 euro op.
Wat deed u nadat u van school kwam?
Ik heb vier jaar aan de universiteit van Exeter gestudeerd, waaronder één jaar dat ik Engelse les gaf in Parijs, dat ik een fantastische stad vond. In het begin was Exeter nogal een schok. Ik had verwacht dat ik tussen geestesverwanten terecht zou komen, die er radicale gedachten op na hielden. Maar zo was het helemaal niet. Zodra ik wat mensen had leren kennen die meer op mijn golflengte zaten, begon ik ook meer van mijn studie te genieten, al heb ik het idee dat ik best ietsje harder had kunnen werken.
Waarom koos u voor een studie vreemde talen, terwijl u zo dol was op Engelse literatuur?
Dat was een beetje een vergissing. Ik heb heus niet altijd gedaan wat mijn ouders zeiden, maar in dit geval liet ik me leiden door hun overtuiging dat kennis van vreemde talen beter was als je werk wilde vinden. Ik heb er niet echt spijt van, maar het was wel een vreemde beslissing voor iemand die eigenlijk alleen maar wilde schrijven. Niet dat ik de moed had om dat tegen iemand te zeggen, uiteraard.
Wat gebeurde er na de publicatie van Harry Potter en de Steen der Wijzen?
Mijn uitgever was heel bemoedigend en zei dat het verrassend goed liep. Er was weinig tamtam - een goede recensie in The Scotsman gevolgd door een paar anderen - maar het moest het voornamelijk van mond-tot-mondreclame hebben. En toen kocht mijn Amerikaanse uitgever, Scolastic, de rechten van het eerste boek voor meer geld dan wie ook verwacht had. Ik schrok me dood van de plotselinge publiciteit die dat opleverde. Ik gaf tegen die tijd parttime les en probeerde ook Harry Potter en de Geheime Kamer te schrijven. Ik wist me totaal geen raad meer met al die aandacht.
Waarom besloot u fulltime te gaan schrijven?
Dat was geen gemakkelijk besluit. Ik wist niet of dat succes niet allemaal heel kortstondig zou blijken te zijn. Bovendien moest ik aan mijn dochtertje denken. Maar ik dacht dat ik het me waarschijnlijk wel kon veroorloven om twee jaar lang fulltime te gaan schrijven, hoewel ik dan wel mijn carrière als docente op het spel zetten, omdat ik niet de ervaring zou opdoen die nodig was om die loopbaan te kunnen voortzetten. Toen ik de Smarties Book Prize won, begon het boek pas echt goed te lopen. Ik kreeg mijn eerste royaltycheque. Ik had nooit gedacht dat ik royalties zou krijgen, niet voor mijn eerste boek, dus dat was een heel trots moment. Het was alleen geen erg goed begin, omdat het me ongelooflijk veel moeite kostte om Harry Potter en de Geheime Kamer af te krijgen. Ik was bang dat het niet aan de verwachtingen van de lezers zou beantwoorden. Ik had gehoord dat je tweede boek het moeilijkst is om te schrijven. Uiteindelijk leverde ik het manuscript wel op tijd in, maar nam het toen weer zes weken terug, tot ik er tevreden mee was.
Wat gaat u doen als het zevende deel af is?
Het zal echt ongelooflijk zijn om de boeken af te hebben. Ik heb dan heel lang rondgelopen met die personages in mijn hoofd en ik weet dat het me verdriet zal doen om ze vaarwel te zeggen. Maar ik weet dat ik inderdaad afscheid van ze zal nemen. Ik ben ervan overtuigd dat ik altijd zal blijven schrijven, in elk geval zolang ik niet dement ben. Ik heb heel, heel erg geboft. Door het succes van Harry hoef ik het niet om financiële redenen te doen. Niemand dwingt me. Ik doe het alleen voor mijzelf. Soms denk ik weleens dat het me, gezien mijn karakter, beter zou liggen om gewoon een redelijk succesvolle schrijfster te zijn, zodat er meer aandacht zou worden besteed aan mijn boeken en minder aan mij. Het was al fantastisch dat mijn boeken überhaupt gepubliceerd werden. Mijn grootste beloning is het enthousiasme van de lezers.
Er zijn momenten - al wil ik niet ondankbaar lijken - dat ik graag wat van dat geld zou willen ruilen voor meer rust en tijd om te kunnen schrijven. Dat is de grootste stressfactor, vooral toen ik bezig was met boek vier. Ik ben nu beroemd en ben daar eigen helemaal geen mens voor. Door die roem zijn er een aantal vervelende dingen gebeurt en het heeft grote moeite gekost om die buiten te sluiten. En ik moest een balans vinden tussen de druk om elk nieuw boek weer te promoten en de druk van de lezers en mijzelf, om het volgende boek af te maken. Er zijn echt zeer zwarte weken geweest waarin ik mijzelf afvroeg of het het allemaal wel waard was. Maar ik heb doorgezet en boek vier is precies wat ik in mijn hoofd had. Roem brengt voor iedereen problemen met zich mee en die zijn niet leuk. Maar ik besef terdege dat ik desondanks bevoorrecht ben, omdat ik mijn vak heb gemaakt van wat ik het allerfijnste vind.