De openingsscènes in Laat me niet vallen zetten de toon, dit wordt een zwoegende en rauwe roman: "Horace Hopper deed zijn ogen open en keek op de klok, vijf uur ’s morgens." Die dag gaat hij de bergen in om de schapenherder Pedro te bevoorraden. Het is een lange tocht vanaf de ranch van meneer Reese over de slechte wegen met de truck totdat die niet meer verder kan. Te paard moet hij door totdat hij de schapenherder bereikt ergens in de stoffige bergen en binnenlanden van Nevada, waar Horace zijn oorsprong heeft.
Horace wil wegtrekken en zijn dromen najagen, boksen en kampioen worden. Hij laat alles achter en maakt in zijn eentje de busreis naar Tuscon om bokskampioen te worden, een Mexicaanse bokskampioen zonder Mexicaans bloed. Eenmaal daar in het beloofde land, omgeven door verzengende hitte heeft hij enkel een plek om te slapen, een baantje bij een tweedehands autobandenhandel en een slechte trainer. Toch wint hij zijn eerste wedstrijd, voor het eerst van zijn leven voelt hij zich geen verschoppeling of mislukkeling.