Anuar
Leesfragmenten

Leesfragment: Het zal je broertje maar zijn

Schapenfeest


‘En wat doen jullie met het schapenfeest?’ vraagt de moeder. ‘Zijn jullie vleeseters of vinden jullie dat zielig en vies?’
Heel even moet ik weer denken aan de twee jongetjes in het vliegtuig. Het is ook gewoon anders, en wennen als je bent geboren in Nederland. Als kind was ik gefascineerd door het schapenfeest, omdat het anders ging in Marokko dan in Nederland. In Nederland ga je naar de islamitische slager en bestel je een schaap. Ik kan me herinneren dat wij naar de boer gingen in Breukelen en ik als klein jongetje een schaap mocht aanwijzen. Ik dacht echt dat ik hem mocht houden als huisdier. Dan kreeg je een nummer, ging mijn pa betalen en dan moest je even wachten in een grote hal met allemaal andere mensen. Tijdens het wachten zat ik allemaal plannen te maken. Hoe zal ik hem noemen? Waar ga ik hem uitlaten? Wie mag allemaal met hem spelen? Bij wie slaapt ‘de schaap’ in bed? Hoe ga ik hem wassen? Hoeveel shampoo heeft-ie nodig? Zal ik zijn haar föhnen? Hoe ga ik zijn nagels knippen? Mijn vader wist ondertussen allang dat-ie kant-en-klaar geslacht aan een haak hing. Schoongemaakt en ingepakt om mee te nemen. Ik kreeg te horen dat ‘de’ schaap weggelopen was naar zijn broertjes, zusjes en moeder. Dat vond ik natuurlijk niet leuk, maar ik vond het wel heel fijn dat hij weer bij zijn familie was. Het gekke was dat ik niet aan mijn vader vroeg wat er dan in die grote vuilniszak zat, die op de weg terug naar huis in de kofferbak lag en vervolgens opgehangen werd op het balkon. Er is zelfs een keer bij ons aangebeld door de politie, omdat de buren aan de overkant dachten dat er een lijk op het balkon hing, waar bloed uit druppelde. Mijn vader legde in zijn beste Nederlands uit dat het een schaap was, dat net geslacht was en dat ze van harte welkom waren om te blijven eten. Ze moesten om de situatie lachen en bedankten mijn vader vriendelijk. Jaren later was ik natuurlijk ouder en begreep het beter. In Marokko gaat het gewoon volgens de traditie bij ons in de familie: zelf slachten. Mijn vader en ooms hadden dan bij een boer in de stad een paar schapen gekocht. Als het feest eraan komt, trekken veel boeren met hun schapen richting de stad om het te verkopen. Zo is er voor iedereen genoeg. Het kwam dus vaak voor dat we in de garage een heleboel schapen hadden. Ze hadden een keer zó veel schapen gekocht dat ze niet in het busje van mijn oom pasten. Toen heb ik samen met mijn pa en twee schapen de taxi gepakt. De chauffeur hielp mee de schapen in zijn auto te krijgen. Niet in de kofferbak, want die zat vol met zijn eigen spullen. Gewoon op de achterbank. Geen vragen of problemen, over poepen en plassen, gewoon – hup – achterin op de kont gezet. Allebei naar voren kijken en een gordel om. Eén links, één rechts en mijn vader in het midden. Ik mocht voorin zitten. De chauffeur moest de hele tijd lachen omdat ik niet kon stoppen met zenuwachtig om me heen kijken om na te gaan of andere mensen ons fotografeerden. Ik dacht echt: we komen op het nieuws. Maar het was gewoon heel normaal. Samen met andere neefjes en nichtjes speelde, aaide en gaf ik de schapen te eten of te drinken. Hierdoor krijg je een band. Maar dan kwam het moment van slachten en was ik weg. Ik durfde daar niet bij te staan. Ik kan niet zo goed tegen bloed en vind het zielig.
Toen ik zestien was en zogenaamd een stoere jongen, ging ik op bezoek bij een vriend. In hun tuin hadden ze een konijn. Zijn moeder vroeg of hij en zijn broer dit wilden slachten. De twee zonen haalden het konijn naar binnen. Wat al een ramp was. Het was namelijk een hele grote zwarte. Na een kwartier rennen door de tuin, hadden wij de slappe lach. We zagen het beest al helemaal voor ons, zo liggend in een tajine met tomaat, aardappels en hij in het midden. We hadden geen kracht meer om hem te vangen. Na een uur met bezem, handdoeken, kartonnen dozen, bureaustoel en een stofzuiger hem proberen in te sluiten, lukte het dan eindelijk toch het konijn te grijpen en op zijn rug te leggen in de kamer. De jongste broer hield de achterpoten vast. De oudste omknelde met één hand de voorpoten van het beest en met zijn andere hand een groot mes. Ik stond vanuit een hoek van de kamer met een schuin oog te kijken. Ik wilde het niet zien, maar stiekem ook weer wel. Maar wat gebeurde er nou? Het konijn begon keihard te huilen. Als een klein kind. Daar schrokken de jongens zó erg van dat ze het konijn loslieten en het dier zo weer te tuin in dook.
Tijdens het slachten van de schapen zat ik vanaf het dakterras met een schuin oog naar beneden te kijken hoe mijn vader en ooms bezig waren op de patio. Allemaal slippers aan, broek en mouwen opgestroopt. Ieder van hen had zijn taak. De mannen slachtten het schaap, hingen het aan de haak, bliezen het met een fietspomp op, zodat de vacht los ging zitten, haalde de vacht los en de organen eruit. De maag, lever, darmen met poep en bloed gooiden ze in een emmer. De vrouwen, mijn moeder en tantes, zaten aan de andere kant van de patio te wachten. De een met een tuinslang waar continu water uitkwam, om de organen schoon te spoelen. En de ander zat met pannen klaar om met de voorbereiding voor de eerste maaltijd te beginnen. Ik hielp nergens mee. Ik vond het stinken en je kleren werden vies. Als het eten klaar was, dan zat ik op de beste plek aan tafel om aan te vallen. Zo ben ik dan ook wel weer.
Ik realiseer me ineens dat mijn ouders nu vast de bergen in gaan om een stier te kopen voor de bruiloft. Deze zal net als de schapen geslacht en opgehangen worden in de patio.
‘Wij eten alles, mevrouw,’ antwoord ik keurig.
‘Wat goed! Zo hoort het ook. Generatie van nu moet weten waar eten vandaan komt. Het is heel belangrijk om respect te hebben voor de dieren en deze halal te laten slachten. De dieren moeten gelukkig geleefd hebben en lekker hebben kunnen spelen in de wei. De jeugd weet niet meer waar eten en drinken vandaan komen. Kaas en melk komen niet uit de supermarkt, maar van een dier.’ Haar handen liggen in haar schoot en ik zie dat ze de vuisten balt, terwijl ze dit zegt.
‘Hoe kom je eigenlijk aan die klompvoet?’ vraagt de zoon nu iets te hard aan Debiel. Ik kijk geschrokken voor me uit en zie dat de moeder dit ook doet. Debiel glimlacht en zegt dat hij dat wel een keer zal uitleggen, maar niet nu. Er valt een stilte. De vrouw zet de radio harder en we rijden net voorbij Parijs richting Bordeaux. Rotstuk van bijna 600 kilometer. De man tuurt strak op de weg en Debiel is stil. En ik? Ik kijk weer naar mijn telefoon en zie een sms binnenkomen van neef Abdel. Hij vraagt of alles goed gaat en waar ik nu ongeveer ben. Ik antwoord dat alles goed gaat en hij de groeten moet doen aan de familie. Geen zin om te zeggen waar ik nu ongeveer ben. Dan gaat hij rekenen hoelang de reis nog duurt en wordt er iets van me verwacht.

Het zal je broertje maar zijn

Anuar

Het zal je broertje maar zijn

Nordin is een nietsnut. Zijn tweelingzusje Fatma een hoogvlieger. Nadat Nordin zichzelf op een vreselijk domme manier in de problemen heeft gebracht, is zijn vader het zat. Om te laten zien wat hij waard is, moet Nordin naar Tetouan, zijn geboortedorp in Marokko om een geschikte man voor zijn zusje te vinden. Wat een vakantie van meisjes kijken en op het strand hangen met zijn vriend Debiel zou moeten worden, verandert ineens in een bizarre roadtrip. Verkleed als zijn zusje, gaat hij op date met verschillende mannen. Maar om iemand te vinden die bij zijn zusje past, blijkt nog niet zo makkelijk.
Anuar is een verhalenverteller. In zijn roman krijgen we een inkijkje in de Nederlands-Marokkaanse cultuur, waar Anuar met een open blik naar kijkt.