Het is een macabere roadtrip en een subtiel liefdesverhaal ineen. De bijenhouder van Aleppo van de Britse schrijfster Christy Lefteri beschrijft hoe imker Nuri en zijn blinde vrouw Afra uit Aleppo wegvluchten, nadat hun zoontje is omgekomen bij een bomexplosie. Door de ogen van Nuri zijn we getuige van hun vlucht, die gepaard gaat met ontberingen en vernederingen op weg naar zijn neef Mustafa die al eerder naar Engeland is ontkomen. Maar bovenal is er het trauma van het onnoemelijke verdriet van het verlies van hun enige kind.
Christy Lefteri:
“Mijn ouders zijn in 1974 zelf gevlucht uit Cyprus toen daar een oorlog woedde. Mijn vader was destijds officier in het leger en heeft veel vrienden en strijdmakkers verloren. Thuis sprak hij nooit over de oorlog, maar ik kon het wel voelen. Die oorlog was in elke hoek van het huis tastbaar aanwezig. Onlangs vertelde mijn vader mij dat hij na 40 jaar nog steeds bijna dagelijks denkt aan die tijd. Ik ben zes jaar na het einde van de oorlog geboren en achteraf denk ik dat hij bijna moet zijn verdronken in zijn verdriet en zijn lijden.”
Is dat ook de reden dat je een boek over Syrische vluchtelingen wilde schrijven?
“Het heeft er wel mee te maken, natuurlijk. Mijn vader is na het overlijden van mijn moeder weer op Cyprus gaan wonen. Hij heeft een huis op het oostelijkste puntje van het eiland. Je kunt Syrië zo’n beetje zien liggen. Toen ik daar was, vond ik de gedachte dat aan de andere kant van de zee op nog geen 100 kilometer afstand een oorlog gaande was, verwarrend. Ik voelde mij er niet goed over, wilde iets doen voor de vluchtelingen. Toen ben ik naar Athene gereisd en ben ik als vrijwilliger gaan werken in het Hope-Centre, een opvanghuis voor vrouwen en kinderen. Daar konden vrouwen zich even terugtrekken om te douchen en konden kinderen die behoorlijk getraumatiseerd waren weer even spelen.”
Maar je blijft altijd een outsider, toch?
“Klopt. En er zijn periodes geweest dat ik mij schuldig voelde, omdat ik mijn paspoort thuis had liggen, omdat ik in mijn eigen badkamer kon douchen. Ik voelde mij schuldig, omdat ik kon gaan en staan waar ik wilde. En ik was mij zo bewust van mijn positie! Je wilt niet de persoon zijn die zich beter voelt dan de ander die behoeftig is, begrijp je wat ik bedoel? Er zijn vrijwilligers die naar de kampen komen met het idee dat de vluchtelingen altijd al een slecht leven hebben gehad, dat het altijd al sloebers zijn geweest. Maar daar klopt niets van. Ik heb vrouwen ontmoet die advocaat waren in Syrië, accountants, mensen met een eigen zaak, journalisten, noem maar op! Ze zijn onze gelijken.”
Er zit ruim negen jaar tussen De bijenhouder van Aleppo en je vorige boek, A watermelon, a Fish and a Bible. Dat is vrij lang.
“In die periode heb ik een paar ingrijpende en traumatische gebeurtenissen in mijn leven meegemaakt. Mijn moeder overleed en een paar jaar later ben gescheiden. Ik schreef wel, maar ik vond de verhalen allemaal niet goed genoeg. De meeste heb ik weggegooid. Wel schreef ik veel poëzie, niet om te publiceren, maar eerder om mijn gevoelens en emoties te beschrijven en vorm te geven. Ik heb in die periode lang als psychotherapeut-in-opleiding gewerkt in een psychiatrisch ziekenhuis in Westminster. Daar heb ik ongelooflijk veel geleerd over mensen met verschillende traumatische ervaringen, maar uiteindelijk heb ik toch gekozen voor het schrijverschap, omdat ik niet geschikt ben als psychotherapeut. Al heb ik voor het schrijven van dit boek veel gehad aan de kennis over traumaverwerking die ik heb opgedaan in het ziekenhuis.”