Nina Polak is terug met haar tweede boek: Gebrek is een groot woord. Een roman –net als haar vorige– van deze tijd. Skip Nauta, eigenlijk heet ze Nynke, is een zeilmeisje. En een serieus zeilmeisje: al zeven jaar op zee brengt ze, samen met Lood, zeiljachten voor hun rijke eigenaars van A naar B. Tot ze in Cannes haar verleden weer tegenkomt: de briljante puber Juda Zeno en zijn ouders. Zonder eigenlijk te begrijpen waarom neemt ze de uitnodiging aan die zomer bij de familie Zeno te verblijven. Die zomer in die vertrouwde maar zeker ook bevreemdende omgeving vormt eigenlijk het boek Gebrek is een groot woord.
Twee werelden
In die zomer zijn er maar twee werelden: de wereld van de zee en de wereld van de rijke familie Zeno. Die eerste, de zee, is al zeven jaar een vlucht, en de familie Zeno –die ze in de eerste bladzijden behoorlijk probeert te ontwijken– is vooral een herinnering aan het verleden. Het verleden waarvan ze wegvluchtte. Want het echte verleden is de wereld van Amsterdam Nieuw-west met de “luifels en schotelantennes grijs en vuil oranje”, toen de Zeno’s haar al eens eerder opvingen. Langzaam wordt de geschiedenis ontrafelt, met behulp van de personages uit haar verleden.
Afwijkende jeugd
Skip had net als haar voorgangers in Nina Polaks debuut We zullen niet te pletter slaan een afwijkende jeugd –net als Juda overigens– waarin ze alleen opgevoed werd door haar moeder in dat armoedige Nieuw-west. Zeilen, hoe ontoepasselijk voor dat milieu ook, wordt een vangnet, we begrijpen waarom ze haar zevenjarige vlucht op zeilboten doorbracht. Achternagezeten door haar moeders dood en een bezitterige ex is de weelderige opvang van de Zeno’s niet genoeg. Het plot klinkt cliché, maar dat wordt het bij Nina nooit.