Sinan Çankaya promoveerde op een onderzoek naar etnisch profileren bij de Nederlandse politie en doceert als cultureel antropoloog aan Vrije Universiteit Amsterdam. Met Mijn ontelbare identiteiten heeft hij nu ook een literair debuut te pakken. De onderwerpen uit dit non-fictionele boek liggen maatschappelijk even gevoelig als dat ze urgent zijn en het moet dan ook niet verrassen dat Çankaya in het verleden al uit verschillende hoeken de wind van voren gekregen heeft.
Het is een doodgewone ochtend wanneer Sinan Çankaya zijn mailbox opent en er een verzoek van zijn oude middelbare school aantreft. Als notabele alumnus wordt hij gevraagd om tijdens een veertigjarig jubileum ervaringen te delen over zijn schooltijd. Het is het startschot voor Mijn ontelbare identiteiten dat finisht met de eerder genoemde voordracht. Daartussen dienen anekdotische vertellingen om tekortkomingen van het maatschappelijk-multicultureel functioneren bloot te leggen. Deze insteek verdedigt Çankaya meermaals in het boek. De kleine verhalen tonen het grotere geheel en hierin huist de waarde van de antropologische zelfbeschrijving. Via de eigen levenservaringen komt de auteur onder meer tot de conclusie dat identiteit nauwelijks het individu toebehoort, maar een veranderlijk construct is. Dat wil ook zeggen dat identiteit nooit vaststaat en dat voor de niet-witte Nederlander integratie geen eindstation heeft. ‘Ik ben zichtbaar, omdat witheid onzichtbaar blijft.’ Hoe klaar is Nederland voor inclusiviteit? Zijn toespraak zal het moeten uitwijzen.