Ronald Giphart brengt in Alle tijd het Utrecht van de jaren ’90 helemaal tot leven. Deze bruisende roman over vriendschap haakt voortdurend aan bij de veranderingen die de wereld de laatste decennia heeft doorgemaakt. Die grote herkenbaarheid is een troef, die het nog leuker maakt om het verhaal van de zes bierbrouwende vrienden te lezen.
Het ontstaan van een vriendschap
De roman gaat van start in 1989. Giphart stelt als een volleerd gastheer zijn personages aan de lezer voor. Op een innemend grappige manier maakt hij duidelijk wie de hoofd -en nevenpersonages in het verhaal zijn. Die initiële betrokkenheid is belangrijk omdat het vriendenclubje dat ontstaat zo hecht wordt dat je er als lezer later in het verhaal buiten komt te staan. Toevallige ontmoetingen tussen de hoofdpersonages geven hun leven een alles bepalende wending en zonder er werkelijk bij stil te staan vormen ze een zesmanschap: Jonas de acteur, Luciën de lijkensnijder, Mike de dienstweigeraar, Berend de beer, voorlopig de laatste Cola en een goeroe genaamd Gregor.
Cliffhangers en humor
De vrienden studeren, worden verliefd, en zoeken elkaar en het avontuur op. Hun kracht bereikt een hoogtepunt wanneer ze hun brouwerij oprichten; een vriendenbrouwerij met een non-gezeik-agreement. Maar het leven laat ook sporen na en de vriendschap wordt meermaals getest. Hoewel het verhaal soms melodramatisch wordt, is de nuchtere ondertoon gelukkig nooit veraf. Het verhaal springt tussen heden en verleden. In 2019 zijn de mannen op weg naar Duitsland om op het einde van hun brouwerij te klinken. De nostalgische sfeer staat in contrast met de energie van de anekdotes uit het verleden, maar de humor blijft in de twee verhaallijnen een constante. De wisselwerking is vakkundig uitgevoerd, met verwijzingen naar de afloop van het verhaal en cliffhangers die het onmogelijk maken om het boek lange tijd weg te leggen.