Het derde luik van Stefan Hertmans’ auto-docu-fictionele trilogie is De Opgang geworden. Net als in zijn twee voorafgaande romans vertrekt de auteur vanuit zijn eigen leven om het verleden uit te diepen. Ditmaal levert dat een gitzwarte historie uit de Tweede Wereldoorlog op. In een hedendaags Vlaanderen dat, net zoals heel Europa, een alarmerende toename kent van radicaal rechtse stemmen, komt deze waarschuwing vanuit het verleden er misschien maar net op tijd.
Kop van Jut is Willem Verhulst, een Vlaamse SS’er die vanuit zijn administratieve functie deportaties hielp organiseren. Hij blijkt de voormalige bewoner van Stefan Hertmans’ herenhuis in het Gentse Patershol te zijn. In een vergeefse poging probeert Stefan vanuit een psychologische ooghoek hem te begrijpen, dan botst de verteller op een onverwacht hoofdpersonage. De pacifistische en uiterst gelovige Mientje uit Nederland is de heldin van dit verhaal omdat ze ondanks haar onderdrukte rol de handelingen van haar echtgenoot blijft afkeuren en er zich zelfs in de mate van het mogelijke tegen verzet. Even interessant is de verhaallijn waarbij de aanwezige verteller Stefan Hertmans als jongeling een rondleiding krijgt door het huis waar hij op dat moment het verleden niet van kent. Later, wanneer hij er zelf al niet meer woont, rapporteert hij over zijn onderzoek naar de woelige geschiedenis van Willem en Mientje.