Loes Riphagen vertelt over haar nieuwe boek, het gebruik van 3D-technieken en de combinatie van een app met een prentenboek.
Ik was creatief
Wanneer dacht je: ‘ik wil kinderboeken illustreren’?
Als klein kind tekende ik niet meer dan een ander kind. Maar ik was wel heel erg creatief. Ik was altijd aan het knutselen. Mijn oma Truus leerde me hoe ik met naald en draad kleine trollen kleertjes kon maken en ik was altijd bezig om poppenhuisjes te bouwen van afvalmateriaal. Ik kon echt enorm priegelig werken. Pas op de middelbare school ben ik heel veel gaan tekenen. Mijn tekenlerares mevrouw Blokzijl heeft me toen verteld dat ik naar de kunstacademie moest gaan, wat ik een geweldig goed idee vond. Ik heb altijd het liefste voor kinderen willen illustreren en mijn stijl past daar het beste bij.
Hoe ontstaat een nieuw verhaal?
Voor mijn eigen boeken schrijf ik de teksten en illustreer ik het verhaal. Meestal loopt dit proces helemaal door elkaar heen. Ik verzin een idee en ik schrijf alles op wat me te binnenschiet. Dit is heerlijk. Het voelt alsof je verliefd bent als je een briljant plan hebt bedacht. Soms kan ik er niet van slapen. Ik schrijf dan alle ideeën en beelden op die ik in mijn hoofd heb en ik maak er ook meteen allemaal kleine schetsjes bij om het voor mezelf duidelijker te maken. Voor mijn nieuwste boek “Bij de neus genomen” heb ik vanaf het begin op een hele andere manier gewerkt. In dit filmpje kun je zien hoe ik het boek heb gemaakt: